Mobilisatieproces

De versterkte vredesvoet van 1938

Met de inval van de nazi’s in het Tsjechoslovaakse Sudetenland in september 1938 beseften de Europese landen dat het wel eens menens zou kunnen worden. Het Belgische leger werd op 27 september 1938 door de toenmalige Stafchef Luitenant-generaal Eduard Van den Bergen op versterkte vredesvoet (oftewel Pied de Paix Renforcé – PPR) gebracht. Deze overhaaste en weinig gecoördineerde mobilisatiepoging gebeurde in twee fases.

Reservisten te Luik, op weg naar hun eenheid.

Vooreerst werden vijf klassen reservisten opgeroepen om, samen met de klas onder de wapens, de zes actieve infanteriedivisies op volle sterkte te brengen,  alsook twee divisies Ardeense Jagers, twee cavaleriedivisies, een gemotoriseerde brigade, de vestingtroepen van Luik, Antwerpen en Namen en de legerartillerie. Daarnaast werden in een tweede stap de zes infanteriedivisies van 1ste reserve samengesteld. In de praktijk kwam het hierop neer dat met het kader van één compagnie drie compagnies werden gevormd. Door de ontdubbelingen was er vooral een tekort aan onderofficieren hetgeen de tucht niet ten goede kwam. Op 28 september hadden alle wederopgeroepen hun eenheid vervoegd en op 29 september vertrokken de eenheden om 14u00 naar hun gevechtsstellingen. Nadat de Britten en de Fransen een akkoord met Hitler sloten waarbij zij hem toelating verleenden om het Sudetenland te annexeren in ruil voor vrede, besliste de Belgische regering om op 2 oktober 1938  alle wederopgeroepenen weer naar huis te sturen. De wanorde en desorganisatie namen dermate groteske vormen aan dat na de demobilisatie nog heel wat militair materieel en munitie op de stellingen achterbleef. Een meer gestructureerd mobilisatieplan diende dringend uitgewerkt te worden.

De mobilisatie van 1939

Manschappen van de 10de Compagnie van het 3ChA in een barak te Sommerain tijdens de mobilisatie.

Nog geen jaar later, het is dan eind augustus 1939, steeg de spanning weer in Europa. Het werd overduidelijk dat Duitsland op het punt stond om een conflict uit te lokken met Polen. Er zat de Belgen niets anders op dan hun leger opnieuw te mobiliseren. Onze krijgsmacht putte uit zijn enorm reservoir aan mankracht en zou meer dan 600.000 burgers onder de wapens roepen. Dit was maar liefst 8% van de bevolking. Op 1 september zou het trouwens tot een daadwerkelijke aanval komen waarna de Britten en de Fransen de oorlog verklaren aan Duitsland.

Het gros van het leger was onderverdeeld in drie categorieën van eenheden: actieve eenheden, eenheden van 1ste reserve en eenheden van 2de reserve. De actieve eenheden werden samengesteld uit de jongste klassen bij wie de militaire kennis nog fris in het geheugen zat. Ietwat oudere militairen werden ingedeeld in de eerste reserve en de oudsten maakten deel uit van de tweede reserve. Bij de infanterie zat dit ongeveer als volgt in elkaar:

  • actieve regimenten: klassen 36, 37, 38 en 39
  • regimenten eerste reserve: klassen 32, 33, 34 en 35
  • regimenten tweede reserve: klassen 28, 29, 30 en 31

Ook hier had je natuurlijk ook weer uitzonderingen op de regel. Het is niet ongewoon om personeel op een ander niveau terug te vinden dan hun militieklasse zou aanduiden. Nog oudere klassen (27 en vroeger) werden volgens de verdere noden ook opgeroepen, maar typisch ingedeeld bij hulptroepen en territoriale eenheden. ‘Oude’ reservisten is trouwens een relatief begrip. De klassen van 28 tot 31 die naar de tweede reserve gestuurd werden, vertegenwoordigden mannen van om en bij de 30 jaar oud.

Om de goede werking van het land niet al te zeer te verstoren, werd de mobilisatie in verschillende fases opgesplitst:

Fase A (26 augustus 1939)

Fase B (28 augustus 1939)

Fase C (1 september 1939)

Fase D – Eerste stap (11 september 1939)

Fase D – Tweede stap (20 oktober 1939)

Fase D – Derde stap (7 november 1939)

Fase E (10 mei 1940)

  • algemene mobilisatie afgekondigd na de start van de vijandelijkheden

Bijkomende Oproepingen

In februari 1940 werd de eerste helft van de klas ’40 (diegenen waarvan hun 20ste verjaardag viel in de eerste helft van 1940) onder de wapens geroepen. Deze nieuwe militairen werden vanaf maart rechtstreeks doorgestuurd naar één van de Versterkings- en Opleidingscentra waar een reeks nieuwe regimenten werd gevormd om de rekruten op te leiden.

Begin april 1940 werden ook werkloze dienstplichtigen, behorende tot nog niet opgeroepen oudere militieklassen, onder de wapens geroepen. Zij moesten jongere dienstplichtigen vervangen die om een of andere reden tijdens de mobilisatie naar huis werden gestuurd. Ze worden hoofdzakelijk gebruikt om de Regimenten Hulptroepen aan te vullen. Deze regimenten werden ingezet als arbeidskrachten voor de inrichting van de verschillende defensieve stellingen van het verdedigingsplan. In de compagnies hulptroepen worden dan ook soldaten aangetroffen van 38 tot zelfs 42 jaar oud die behoorden tot militieklassen die in een latere fase van de mobilisatie nooit opgeroepen werden.

Bij de afkondiging van de algemene mobilisatie om 06u00 op 10 mei 1940 werden bij de reeds opgeroepen militairen nog twee groepen toegevoegd: enerzijds de reservisten van alle leeftijden die om een of andere reden nog niet gemobiliseerd waren of tijdens de mobilisatieperiode terug naar huis gestuurd waren (zoals de vrijgestelde beroepen en de vaders van meer dan drie kinderen; zie lijst hier boven) en anderzijds de reservisten van de alleroudste oudste klassen die nog nergens anders een plaats gevonden hadden. Het kaderpersoneel van deze regimenten werd voornamelijk geleverd door reserveofficieren die niet langer aan de wederoproepingen deelnamen.

Tot slot had je nog talrijke jonge mannen van 16 tot 35 jaar die behoren tot de Rekruteringsreserve en die medisch geschikt zijn voor legerdienst maar om een of andere reden (leeftijd, beroepscategorie, studies, gezinssituatie, …) vrijgesteld waren en bijgevolg nooit opgeroepen werden en nog geen legerdienst vervuld hadden. Deze groepen worden bij de Fase E van het mobilisatieplan door het Ministerie van Binnenlandse Zaken opgeroepen om zich naar één van drie verzamelpunten, de zogenaamde Centres de Recueil de la Réserve de Recrutement (CRRR), in het westen van het land te begeven. Daar worden ze na enkele dagen naar Frankrijk doorgestuurd waar ze ingedeeld werden in inderhaast opgerichte Rekruteringscentra van het Belgisch Leger (CRAB).