Marinekorps

Situatie op 10 mei 1940

Reglementaire benaming Marinekorps | Corps de Marine
Type Zeestrijdkrachten      
Ontdubbeld van n.v.t.      
Onderdeel van Maritieme Basis      
Bevelhebber Majoor Henri Decarpenterie      
Standplaats Oostende      
Samenstelling 1ste Smaldeel (Cdt Guillaume Vanstrydonck) Oostende A4 OLt François Van Vaerenbergh
      A5 Lt Victor Graré
      A6 OLt René Jadot
      C4  
      Prince Charles  
  2de Smaldeel (Lt Raoul Duchêne) Brugge    
  3de Smaldeel (Cdt Jacques Delstanche) Antwerpen Police de la Rade III Lt August D’Hauwer
  Versterkings- en Instructiesmaldeel (Lt Albert Massart) Oostende    

Tijdens de mobilisatie

Manschappen en onderofficieren van het 1ste Smaldeel van het Marinekorps in december 1939 aan de kade te Oostende.

Staf/Marinekorps
Aan het eind van de Eerste Wereldoorlog werd in ons land een kleine zeemacht opgericht onder de benaming “Corps des Torpilleurs et Marins”. In 1927 werd deze formatie weer opgedoekt door een gebrek aan geld en aan politieke wil om in een marine te investeren. De overgebleven vaartuigen werden gesloopt, van de hand gedaan of overgedragen aan het Bestuur van het Zeewezen (oftewel Administration de la Marine), een departement van het toenmalig Ministerie van Verkeerswezen.

Op 1 december 1938 wordt, ter voorbereiding van de heropstanding van de Belgische marine, een Bemanningsdepot opgericht. Deze administratieve eenheid zal in nauwe samenwerking met het Bestuur van het Zeewezen een naamlijst bijhouden van dienstplichtigen, in actieve dienst of met onbepaald verlof, die als zeeman geregistreerd zijn en ten minste twaalf maanden ter lange omvaart hebben gevaren. Radiotelegrafisten van de 15 jongste klassen worden echter niet aan de rol van het Bemanningsdepot toegevoegd omwille van de nood aan telegrafisten bij de transmissietroepen van het landleger. Bij zijn oprichting bestaat het Bemanningsdepot slechts uit Majoor Henri Decarpenterie, een oudgediende van het “Corps des Torpilleurs et Marins”, en één onderofficier.

Het vinden van de nodige manschappen voor het nog op te richten Marinekorps is echter een moeilijke taak omdat een militiewet van 1930  zeelieden vrijstelde van militaire dienst. In eerste instantie gaat het Bemanningsdepot dan maar op zoek naar zeelui en vissers met onbepaald verlof van de militieklassen 30, 29, 28, 27 en 26 die hun legerdienst nog deden voor de afkondiging van de nieuwe militiewet. Deze vrijstelling voor zeelieden kwam te vervallen toen het Belgische leger op 27 september 1938 op versterkte vredesvoet werd gebracht. Hierdoor zullen de zeelui en vissers opgeroepen voor de klas 39 in tweede instantie ook aan de rol toegevoegd worden.

Kazerne Generaal Mahieu te Oostende waar de staf van het Marinekorps werd in ondergebracht.

Bij het uitbreken van de schemeroorlog (oftewel Drôle de guerre) begin september 1939, gaan de strijdende legers (Groot-Brittannië, Frankrijk en Duitsland) onmiddellijk over tot het leggen van mijnenvelden langs onze territoriale wateren. Wanneer door stormen losgeslagen mijnen voor onze kust komen te drijven, beslist de regering om over te gaan tot de oprichting van het Marinekorps (in het Frans bekend onder de benaming “Corps de Marine”). Op 15 september 1939 mobiliseert de Minister van Landsverdediging  het korps gedeeltelijk om in de eerste plaats aan mijnenbestrijding te doen. Majoor Decarpenterie zal een stafgroep leiden van twee officieren (Kapitein-commandant Van den Berg en Luitenant Gonze) en zes onderofficieren en matrozen om de voorbereidingen te treffen voor het oprichten van drie smaldelen. Op 3 november 1939 worden alle dienstplichtigen van de lichting 38 en 39, die voor de mobilisatie een beroep op zee uitoefenden, onmiddellijk overgeplaatst naar het Marinekorps. De Staf van het Marinekorps zal zich in de kazerne Generaal Mahieu (kazerne van het 3de Linieregiment) te Oostende installeren.

Tijdens de rest van de mobilisatie wordt het Marinekorps geleidelijk aan uitgebreid met bijkomende manschappen en vaartuigen. Het voorziene effectief van 30 officieren, 98 onderofficieren en 513 matrozen wordt echter nooit bereikt. Op 9 mei zijn er bijvoorbeeld slechts 14 officieren in dienst,  de aalmoezenier inbegrepen. Bovendien houdt men er een beleid op na om de manschappen elk half jaar te roteren met het veldleger. Het korps ondergaat op 1 mei 1940 nog zo’n rotatie waardoor bij de Duitse inval het gros van de manschappen van het Marinekorps slechts negen dagen in dienst is bij het korps.

Luitenant Graré en Matroos De Backer ontvangen op 12 februari 1940 een decoratie van Generaal-majoor Glorie.

Er wordt bijzonder druk gewerkt tijdens de mobilisatie. Meer dan honderdvijftig zeemijnen worden opgespoord. De scheepvaart die de kusthavens in- en uitloopt wordt gecontroleerd en het radiotelefonie- en telegrafieverkeer op zee wordt met behulp van de installaties van Oostende-radio nauw in de gaten gehouden. Ondanks de beperkte middelen slaagt het korps er toch in om elke dag een permanentie op zee te verzekeren met een tweetal vaartuigen. Door het gebrek aan een ontmijningscapaciteit worden drijvende zeemijnen vaak gewoon tot zinken gebracht in de hoop dat deze na verzanding geen gevaar meer vormen voor de visvangst. Een aantal ongevallen met fatale afloop leidt tot openlijke kritiek vanwege de maritieme gemeenschap op de aanpak van het korps. Anderzijds haalt het kleine Marinekorps vaak het onderste uit de kan. Eind november 1939 bijvoorbeeld klimmen Luitenant Graré en Matroos Karel De Backer op het staketsel van de haven van Blankenberge om een in een storm losgeraakte zeemijn onschadelijk te maken. Beide militairen ontvangen ter erkenning van deze daad op 12 februari 1940 een ereteken van Generaal-majoor Glorie, bevelhebber van de Maritieme Basis.

Loodsboot A4 van het Marinekorps, in 1920 nog een Mersey class trawler in dienst van de Royal Navy.

1e Smaldeel/Marinekorps (A4, A5, A6, C4, Prince Charles)
Eind januari 40 wordt Kapitein-commandant Van Strydonck te Oostende aangesteld als commandant van het 1ste Smaldeel. Hij krijgt het bevel over 2 bijkomende officieren en 83 manschappen. Het Bestuur van het Zeewezen transfereert twee aftandse loodsboten (de A4 en de A6) en een snelboot (de C4) naar het 1ste Smaldeel. Een door Dhr Soene uit Harelbeke spontaan afgestaan jacht wordt door Cdt Van Strydonck, met de toestemming van Prins Karel, omgedoopt tot Prince Charles en toegevoegd aan het klein flottielje. In februari 1940 wordt het smaldeel uitgebreid met de loodsboot A5. De A4, A5 en A6 zijn drie identieke Mersey class trawlers van de Royal Navy die in 1920 zonder bewapening overgedragen werden aan ons land om als loodsvaartuigen te dienen. De schepen worden bij hun indienstname door het Marinekorps uitgerust met een op het achterdek geïnstalleerd kanon 47mm en twee op de brug gemonteerde Maxim mitrailleurs.

2e Smaldeel/Marinekorps (Voorlopig zonder schepen)
Te Brugge wordt het 2de Smaldeel opgericht met een klein aantal manschappen en voorlopig zonder vaartuigen. De kleine kern van het 2e Smaldeel wordt bevolen door Lt Raoul Duchêne.

 

3e Smaldeel/Marinekorps (Police de la Rade III)
Te Antwerpen wordt onder leiding van Kapitein-commandant Jacques Delstanche het 3de Smaldeel samengeroepen. Dit smaldeel moet de toegang tot de Antwerpse haven via de Schelde ontzeggen aan vijandelijke schepen en wordt hiervoor op 16 april 1940 onder bevel geplaatst van de Groepering Verdediging Neder-Schelde  (Gpg VNS) [1]. Cdt Delstanche, eveneens een oudgediende van het “Corps des Torpilleurs et Marins”, wordt bijgestaan door Luitenant August D’Hauwer en 35 manschappen. Dit smaldeel krijgt voorlopig slechts één enkel vaartuig toegewezen. De in 1909 gebouwde patrouilleboot Police de la Rade III wordt op 5 december 1939 door het Bestuur van het Zeewezen overgedragen aan het 3e Smaldeel. Het 31 jaar oude vaartuig, dat voorheen nog dienst had gedaan bij het Corps de Torpilleurs et Marins, bleek echter niet meer te kunnen varen.  In februari 1940 wordt het vaartuig grondig gereviseerd en voorzien van twee mitrailleurs. Vanaf dan wordt de Police de la Rade III ingezet als opleidingsschip op de Schelde. De opdracht van het 3e Smaldeel blijft trouwens beperkt tot het opleiden van personeel in afwachting van de start van de vijandelijkheden. Het inspecteren van aankomende zeeschepen (oftewel arraisonnement) in de haven van Antwerpen blijft de uitsluitende bevoegdheid van het Bestuur van het Zeewezen. Cdt Delstanche onderzoekt, in samenwerking met het Bataljon Pontonniers van de Genie, hoe de sluizen van de haven beschermd kunnen worden tegen aanvallen met torpedo’s. Hiertoe worden Duitse metalen draadnetten, die na de Eerste Wereldoorlog werden in beslag genomen, vanonder het stof gehaald en voor de sluisdeuren aangebracht. De sluis bij de Kruisschans wordt met een dergelijk net beveiligd.

Het smaldeel is ingekwartierd in de Falconkazerne aan het Falconplein te Antwerpen waar ook een gedeelte van het 58ste Linieregiment (58Li) gelegerd is. Deze kazerne ligt in het Schipperskwartier, vlakbij het Willemsdok dat met de Schelde verbonden is [2]. Cdt Delstanche meldt te beschikken over 45 persoonlijke wapens, vier mitrailleurs en één C47 anti-tankkanon dat evenwel niet op zijn vaartuig gemonteerd wordt.

Falconkazerne te Antwerpen vlakbij het Willemsdok waar het 3de Smaldeel ingekwartierd was.

Versterkings- en Instructiesmaldeel/Marinekorps
Om de dienstplichtigen van de lichting 40 op te leiden wordt in februari 1940 te Oostende het Versterkings- en Instructiesmaldeel opgericht. De eerste miliciens van de klas 40 worden vanaf februari 1940 onder de wapens geroepen en vervoegen in maart het Versterkings- en Instructiesmaldeel. Dit smaldeel zal ook de van mobilisatie vrijgestelde reservisten opvangen bij afkondiging van de algemene mobilisatie (fase E van het mobilisatieplan). Het gaat hier om militairen die omwille van een vrijstelling in de loop van de tweede helft van 1939 terug naar huis gestuurd werden, of de nog niet onder de wapens geroepen oudere reservisten. Dit smaldeel zal worden bevolen door Lt Albert Massart.

 

Staf/Marinekorps
Bij dageraad, nog voor de overhandiging van de oorlogsverklaring, dropt de Duitse luchtmacht magnetische mijnen in de aanvoerroutes naar de havens van Nieuwpoort, Oostende en Zeebrugge. De mijnen worden met parachutes te water gelaten. De toegang naar de havens moet worden vrijgemaakt door het Marinekorps. De Staf verlaat de kazerne Generaal Mahieu en verhuist naar de Staatsmarineschool van Oostende (oftewel Oostendse Zeevaartschool) aan de Slijkensesteenweg nr. 2-4, uit voorzorg tegen mogelijke Duitse luchtaanvallen op de reguliere kazernes. De Staf start er met de voorbereiding tot opeising van bijkomende vaartuigen. Ondanks de afkondiging van het algemeen alarm naar aanleiding van de Duitse aanval op België mag het Marinekorps nog niet tot de actie overgaan.

In de avonduren worden de eerste troepen van het 7de Franse Leger [7(FRA)Leger] gesignaleerd in Oostende. De Fransen rukken zoals voorzien op richting Noord-Brabant (Nederland) waar ze ter hoogte van Breda de zuidflank van de Nederlanders zullen verlengen tot aan de Belgische linies [3]. Om de opmars van het 7(FRA)Leger te beveiligen wordt de opdracht van de 68ème Division d’Infanterie [68(FRA)DI], die de Franse kust oost en west van Duinkerke reeds beveiligde tegen een mogelijke Duitse ontscheping, uitgebreid tot de volledige Belgische kust, een gedeelte van de Nederlandse kust ten zuiden van de Scheldemonding en het westen van het eiland Walcheren [4].

 

3e Smaldeel/Marinekorps (Police de la Rade III)
Het smaldeel wordt uitgebreid tot zijn volledige slagorde van 5 officieren, 17 onderofficieren en 73 manschappen. Een detachement van het 3de Smaldeel vertrekt naar de ligplaatsen van de Deense vaartuigen Svava [5] en Gorm. De manschappen van het smaldeel dienen op bevel van het Vde Legerkorps (V/LK) de Deense bemanning te arresteren in het kader van de geplande aanhouding van alle onderdanen van vijandige naties op ons grondgebied. Het 3de Smaldeel levert een wachtdetachement op beide schepen waar de bemanningsleden aan boord worden gevangen gezet. 

OLt Van Vaerenbergh op de brug van de A4 bij één van de twee Maxim mitrailleurs.

Versterkings- en Instructiesmaldeel/Marinekorps
Wanneer tijdens de ochtend van 10 mei het Marinekorps op volle oorlogssterkte moet worden gebracht, verhuist het Versterking- en Instructiesmaldeel samen met de Staf naar de Staatsmarineschool. De opgeroepen reservisten moeten zich dan ook daar aanmelden. Op het dak van dit gebouw wordt tijdens de loop van de dag een sectie mitrailleurs geplaatst om de nabije luchtverdediging te verzekeren. Op het visserijwachtschip de Zinnia, gebruikt als opleidingsschip door de Marineschool, worden ook luchtafweermitrailleurs geïnstalleerd.

Staf/Marinekorps
De beperkte bezetting van het Marinekorps werkt in zijn verschillende garnizoenen aan de voorbereiding van de mobilisatie en de aankomst van het gros van de manschappen. Nog steeds heeft de Staf/Marinekorps geen order tot uitvoering van de opeisingen gekregen. Er wordt gewacht op gedetailleerde richtlijnen om in actie te schieten. Steeds meer Franse soldaten komen toe in Oostende. Ze worden prompt doorgestuurd naar het Fort Napoleon waar een groot kantonnement wordt ingericht. Op het dak van het fort wordt door de Fransen luchtafweer geïnstalleerd. Intussen is de visvangst stilgelegd en bevindt de volledige Oostendse vissersvloot zich in de haven.

3e Smaldeel/Marinekorps (Police de la Rade III)
Het smaldeel blijft voorlopig zonder opdracht in zijn kwartier. De organisatie van de verdediging van de Beneden-Zeeschelde komt slechts met grote moeite op gang. Kapitein-commandant Delstanche meldt dat zijn manschappen worden ingezet bij de bewaking van het kwartier en de omgeving tegen “subversieve elementen” [6].

De O.140 Jeanine Georgette net voor WO2 (bron: Vlaams Instituut voor de Zee).

Staf/Marinekorps
De nodige richtlijnen voor het opeisen van extra schepen worden gegeven en het Marinekorps kan eindelijk in actie komen. De Belgische havens komen onder bevel van het Marinekorps. Majoor Decarpenterie krijgt de haven van Oostende onder zich, Luitenant Graré wordt havencommandant te Zeebrugge en Luitenant Duchêne neemt het bevel over de installaties te Brugge. Het personeel komt verder toe en het korps wordt naar best vermogen uitgerust. De geplande opeising van vissersboten en andere schepen wordt doorgevoerd. Tijdens de komende dagen zal de vloot van het Marinekorps aangroeien tot een twintigtal vaartuigen.

1e Smaldeel/Marinekorps (A4, A5, A6, C4, O.140 Jeanine Georgette, O.317 Maurice Roger, O.348 Jan Van Maerlant, R1, R2, Prince Charles)
Het 1ste Smaldeel eist drie Oostendse vissersschepen op:

  • O.140 Jeanine Georgette, een 23m lange houten motortrawler, gebouwd in 1938 en eigendom van reder Rochus Calcoen. Het schip zal onder commando van Lt Duchêne komen te staan.
  • O.317 Maurice Roger, eveneens een houten motortrawler van 23m lengte, gebouwd in 1931 en eigendom van reder Frans Viaene. Dit vaartuig zal bevolen worden door Onderluitenant Jadot.
  • O.348 Jan Van Maerlant, van het zelfde type met een lengte van 23,5m, gebouwd in 1938 en uitgebaat door reder Louis Decreton. Lt Evrard zal het bevel voeren over dit opgeëiste schip.

De reden waarom deze drie vaartuigen uitgekozen werden heeft allicht te maken de aanwezigheid aan boord van een voor die tijd nog eerder zeldzame zender-ontvanger voor zowel radiotelefonie als radiotelegrafie. De bedoeling is dat deze schepen naar Frankrijk zullen worden gestuurd om door de Franse marine uitgerust te worden als mijnenvegers.

Daarbovenop worden twee kleine snelboten, de R1 en R2, door het Bestuur van het Zeewezen overgedragen aan het 1ste Smaldeel. Ze zullen ingezet worden om de zeewaartse schootssectoren, gebruikt door de luchtafweerartillerie, af te grendelen voor maritiem verkeer en om over zee neergeschoten piloten te redden. Het aantal vaartuigen van het 1e Smaldeel wordt hiermee nagenoeg verdubbeld naar elf vaartuigen.

2e Smaldeel/Marinekorps (Z.8 Theo Nathalie, Z.25 De Ruyter, H.75 Gods Genade, Graaf Visart, Baron de Maere)
Te Zeebrugge speelt zich een gelijkaardige tafereel af. Drie vissersboten met houten romp worden in het Brugse smaldeel opgenomen:

  • de Z.8 Theo Nathalie, een oud vaartuig uit 1911 dat pas in 1928 gemotoriseerd werd en vaart voor rekening van Jozef Vantorre. Dit vaartuig wordt overgenomen door Luitenant Graré.
  • de Z.25 De Ruyter, gebouwd in 1928 en eigendom van de rederij Jan & Pieter Demeester
  • de H.75 Gods Genade, gebouwd in 1928 en uitgerust met een motor in 1932, en eigendom van Alberic Cattoor

De zeesleper Graaf Visart van de “Zeebrugsche Zeevaartinrichtingen Maatschappij” opgeëist door het 2e Smaldeel.

Alleen de De Ruyter en de Gods Genade beschikken over een zender-ontvanger voor zowel radiotelefonie als radiotelegrafie. De oude Theo Nathalie heeft geen communicatieapparatuur aan boord. Het smaldeel plaatst een bemanning op de in de haven van Zeebrugge achtergelaten riviersleepboot Baron de Maere en neemt ook de Zeebrugse zeesleper Graaf Visart over. Dit laatste vaartuig is eigendom van de “Zeebrugsche Zeevaartinrichtingen Maatschappij” en werd in 1931 in Aberdeen gebouwd. Het is de enige zeesleper die de haven van Zeebrugge rijk is. Alle vaartuigen zouden eveneens voorzien moeten worden van een C47 anti-tankkanon en twee mitrailleurs, maar het korps krijgt niet genoeg wapens bij elkaar. Het bevel over het 2de Smaldeel wordt door Luitenant Duchêne overgedragen aan Luitenant Jean Seron. Dit smaldeel telt nu 96 manschappen. Lt Duchêne zal het commando overnemen van de O. 140 Jeannine Georgette.

Het 2de Smaldeel snelt de binnenvaart-tanker Jura ter hulp nadat dit schip in de voorhaven van Zeebrugge op een magnetische mijn liep en in brand schoot.  Het schip was daags voordien vertrokken van de petroleumhaven te Hoboken en had ook Soldaat Frans De Cat aan boord.  De Cat behoorde tot de 2Cie van het XVIIde Bataljon GVCE en was meegestuurd als begeleider van het vaartuig.  Van de bemanning kunnen ze alleen schipper Jules van de Putte redden voor het vaartuig zinkt [7].  De echtgenote van de schipper en Soldaat Frans De Cat komen om in de ramp.

3e Smaldeel/Marinekorps (Police de la Rade III, Brabo 1, Brabo 2, Brabo 3, Tolwacht, Restless, La Prairie)
In Antwerpen wordt onmiddellijk gestart met de opeising van de nodige vaartuigen. Het 3de Smaldeel neemt de loodstender Brabo en het douanevaartuig Tolwacht over van het Bestuur der Zeewezen. Van het dienstenbedrijf Brabo Havenloodsen en Bootslieden worden de Brabo 2 en Brabo 3 overgenomen. Ook worden nog twee pleziervaartuigen opgeëist: de Restless en de La Prairie.

Het motorjacht Aloha werd door het Marinekorps opgevorderd als commandovaartuig voor de Staf.

Staf/Marinekorps
Te Zeebrugge wordt het motorjacht Aloha opgeëist om als commandovaartuig voor de Staf van het Marinekorps te dienen. Dit vaartuig had een eerder verleden als torpedoboot bij het “Corps des Torpilleurs et Marins” en werd door zijn nieuwe eigenaar, baron Paul de Lannoy, omgebouwd tot motorjacht. André Prion, skipper van het Aloha, wordt prompt gemobiliseerd en en krijgt het commando over het schip.

Om 21u30 wordt Oostende voor het eerst sinds het begin van de vijandelijkheden aangevallen vanuit de lucht. De luchtaanvallen beperken zich tot het visserskwartier (Opex) en de Franse troepenconcentraties in het Fort Napoleon. Het opleidingsschip de “Zinnia” en de Marineschool zelf worden eveneens getroffen. Tijdens de aanval wordt een “Stuka” van de Duitse Luftwaffe geraakt en stort in zee.

2e Smaldeel/Marinekorps (Z.8 Theo Nathalie, Z.25 De Ruyter, H.75 Gods Genade, Graaf Visart, Baron de Maere, Aloha)
Het 2de Smaldeel rukt opnieuw uit, dit keer om de bemanning van het zinkende Italiaanse vrachtschip Foscolo aan land te brengen. De s/s Foscolo was onderweg van Rotterdam naar Italië en werd per vergissing door de Duitse luchtmacht gebombardeerd op zo’n 6 zeemijl van de Zeebrugse haven. De volledige bemanning wordt gered.

3e Smaldeel/Marinekorps (Police de la Rade III, Brabo 1, Brabo 2, Brabo 3, Tolwacht, Restless, La Prairie)
Het smaldeel maakt zijn nieuwe vaartuigen operationeel. De mitrailleurs worden verdeeld over de schepen, maar dienen door gebrek aan gepaste affuiten gewoon op het dek geplaatst te worden. De in beslag genomen Deense cargoschepen, de s/s Svava en de s/s Gorm worden door hun bemanning onder bewaking van het 3de Smaldeel, overgebracht naar Oostende [43]. Tijdens de overtocht loopt de s/s Gorm ter hoogte van Zeebrugge op en mijn en zinkt. De Deense bemanningsleden worden te Oostende gearresteerd en via Brugge overgebracht naar een interneringskamp in de Citadel van Doornik waar ze op 14 mei om 11u30 toekomen en om 17u00 al op transport naar Frankrijk gezet worden [44].

Een C47 kanon op scheepsaffuit gemonteerd op het achterdek van één van de Mersey Class trawlers

Staf/Marinekorps
Ten noorden van Antwerpen wordt het Nederlandse leger volledig ingedrukt en ook het 7de Franse leger kan het tij niet keren. De Fransen doen nog een verwoede poging om het schiereiland Zuid-Beveland te verdedigen maar het gros van het Franse leger heeft de terugtocht over de Schelde reeds ingezet. Om na te gaan  hoe ver de Duitsers reeds opgerukt zijn langs de noordelijke oever van de Zeeschelde geeft Majoor Van Sprang, commandant van de Gpg VNS, het 3e Smaldeel opdracht een verkenning uit te voeren langs de kust van Zuid-Beveland.

2e Smaldeel/Marinekorps (Z.8 Theo Nathalie, Z.25 De Ruyter, H.75 Gods Genade, Graaf Visart, Baron de Maere, Aloha, s/s Sigurds Faulbaums)
In Brugge neemt een detachement van het 2de Smaldeel de s/s Sigurds Faulbaums [8] in beslag. Dit vrachtschip, geregistreerd in Riga, is eigendom van een Duitse rederij. Het schip  bevond zich in de haven van Riga op het moment van de Russische invasie van de Baltische staten in 1939. Om te vermijden dat het in Sovjet-handen zou vallen, werd het zo snel mogelijk met hout geladen, en naar Brugge gezonden. Eenmaal in België, besliste de bemanning bij het schip te blijven en het verdere verloop van de oorlog af te wachten. De bemanning verkocht tijdens de harde winter van 1939-40 verschillende machineonderdelen om in hun levensonderhoud te voorzien.

3e Smaldeel/Marinekorps (Police de la Rade III, Brabo1, Brabo2, Brabo3, Tolwacht, Restless, La Prairie)

 

Om 18u00 stuurt het 3de Smaldeel dBrabo 1 en de Tolwacht naar de haven van Doel om van daaruit de kust van Zuid-Beveland te verkennen.  Beide vaartuigen wachten in Doel tot 22u00 vergeefs op de Restless vooraleer te starten met de patrouille. Luitenant D’Hauwer is intussen over land vertrokken om de Fransen, die de zuidoever van de Beneden-Zeeschelde bezetten, in te lichten over de missie teneinde de veiligheid van de beide schepen te waarborgen.

Tijdens de patrouille wordt niks verdachts opgemerkt maar bij de terugkeer naar Doel worden de Brabo 1 en de Tolwacht beschoten door een Franse eenheid die net stelling had genomen op de linkeroever. Gealarmeerd door de schoten vuren de Belgische troepen gelegerd in het Fort Frederik te Berendrecht een vuurpijl af waarna ze eveneens het vuur openen op de onfortuinlijke vaartuigen. Beide detachementen waren niet op de hoogte van de opdracht van het 3de Smaldeel en dachten dat het om Duitsers ging. Op de Brabo 1 raken de matrozen Bordale en Grijsperdt gewond  waarna de rivierboot zo snel mogelijk de haven van Doel binnenloopt. Bordale en Grijsperdt worden uiteindelijk overgebracht naar het Antwerpse Sint-Elizabethziekenhuis. De tijdelijk stuurloze Tolwacht drijft af en loopt even voorbij Doel vast op de linkeroever [34].

De Restless die ook moest deelnemen aan deze verkenning vaart omstreeks 21u00 uit. In de duisternis vaart de Restless de haven van Doel voorbij en loopt vast op de Saaftinge zandbank waar het vaartuig hoogtij moet afwachten om weer vlot te raken. Terwijl het jacht  op hoogtij wacht merken de Duitsers het vaartuig op en beschieten het met een PAK 37mm.  Hiermee is meteen duidelijk dat ze de Schelde reeds bereikt hebben. Na dit incident verbiedt het Vde Legerkorps alle activiteit op de Beneden-Zeeschelde, er mogen geen patrouilles meer te ondernomen worden buiten de haven.

De Brabo 1 van het 3e Smaldeel wordt op 14 mei op patrouille gestuurd naar de Beneden Schelde.

Staf/Marinekorps
Na de capitulatie van Nederland op 15 mei, kunnen de Duitsers ongehinderd oprukken uit de provincie Noord-Brabant richting Antwerpen en Zuid-Beveland. Enkel de Fransen bieden nog enige weerstand tussen de grens en de Versterkte Positie Antwerpen (VPA), die verdedigd wordt door het Vde Legerkorps. De Duitsers vorderen op twee assen, één richting Woensdrecht, het marsobjectief voor de 225 (DEU) Infanteriedivisie en een tweede naar Antwerpen in zuidwestelijke richting, ongeveer parallel met de Bredabaan. De gebeurtenissen in en rond de haven van Antwerpen eisen nu de aandacht op van de Staf/Marinekorps. Ondertussen wordt Oostende vanaf 21u30 voor een tweede keer gebombardeerd. Opnieuw is het Fort Napoleon het doelwit van de Duitse bombardementsvliegtuigen.

2e Smaldeel/Marinekorps (Z.8 Theo Nathalie, Z.25 De Ruyter, H.75 Gods Genade, Graaf Visart, Baron de Maere, Aloha, s/s Sigurds Faulbaums)
Op 15 mei worden de machines van de Sigurds Faulbaums geïnspecteerd en in slechte staat bevonden. Daarop worden de riviersleper Baron de Maere en de zeesleepboot Graaf Visart naar Brugge gezonden om de Sigurds Faulbaums alsnog te evacueren. Aanvankelijk wordt het plan opgevat om het schip langs de binnenwateren naar een Franse haven te slepen. De diepgang bleek echter te groot waarop  beslist wordt de evacuatie via de Noordzee uit te voeren

3e Smaldeel/Marinekorps (Police de la Rade III, Brabo1, Brabo2, Brabo3, Tolwacht, La Prairie)
De terugtocht van het 7de Franse Leger over de Schelde verloopt moeizaam. De Franse troepen verlaten Antwerpen via de Scheldetunnels maar maken ook gebruik van de Flandriaschepen om de stroom over te steken. Het 3e Smaldeel krijgt het bevel om de bemanningen van de Flandriaschepen te versterken zodat de evacuatie van Franse troepen uit Antwerpen vlot kan verlopen. Het Antwerpse havenbestuur stelt op verzoek van het Marinekorps vijf spitsen (oftewel binnenvaartschip) [9] en zes sleepboten ter beschikking om de operatie te ondersteunen en eveneens zoveel mogelijk materieel uit de haven over te brengen naar de linkeroever.

Meer stroomafwaarts gaat het goed fout bij de ferry van Borsele naar Terneuzen die door de Fransen gebruikt wordt tijdens hun aftocht uit Zeeland. Wanneer de HMS Valentine, een Britse V-class destroyer, en de HMS Whitley de Schelde opvaren om de ferry te beschermen wordt de HMS Valentine tot zinken gebracht door een Duitse Ju-88. 31 Britse matrozen verliezen hierbij het leven [10].

De Duitse vliegtuigen aangetrokken door de drukke activiteit op de Zeeschelde merken ook de Restless op. Het jacht dat was vastgelopen op de Saaftinge zandbank raakte bij zonsopgang weer los, maar wordt op de weg terug nabij Doel zwaar beschadigd door de Luftwaffe. De Restless moet worden afgesleept naar de scheepswerven van Hoboken om hersteld te worden.

Staf/Marinekorps
Op 16 mei komt onverwachts het bevel van het geallieerd oppercommando (via de Franse generaal Bilotte) om naar het westen terug te trekken. Zonder dat de K.W. Stelling en de VPA ten volle verdedigd werden moeten deze stellingen worden prijsgegeven. In het zuiden wist het Duitse leger immers een doorbraak te forceren over de Maas in de streek van Sedan en in het noorden heeft Nederland zich overgegeven. Deze beslissing zal ook gevolgen hebben voor het Marinekorps. Het Groot Hoofdkwartier (GHK) beslist om het veldleger terug te trekken op een nieuwe defensieve lijn langs de as Terneuzen-Gent-Oudenaarde. Het Vde Legerkorps opgesteld in de VPA moet voorlopig nog ter plaatse blijven om de terugtocht te dekken maar de terugtocht uit Antwerpen en de inname van de haven door de Duitsers is nakend. De Staf/Marinekorps stuurt een 50-tal manschappen naar Antwerpen om te assisteren bij de evacuatie van de stad.

2e Smaldeel/Marinekorps (Z.8 Theo Nathalie, Z.25 De Ruyter, H.75 Gods Genade, Graaf Visart, Baron de Maere, Aloha, s/s Sigurds Faulbaums)
Het 2e Smaldeel voert nog maar eens een reddingsopdracht uit en redt de bemanning van het Griekse schip de s/s Evgenia van de verdrinkingsdood [11]. De s/s Evgenia werd voor de kust van Knokke door een Duits vliegtuig gebombardeerd en ernstig beschadigd. De bemanning probeert nog om Zeebrugge te bereiken maar moet het schip op 16 mei verlaten.

3e Smaldeel/Marinekorps (Police de la Rade III, Brabo1, Brabo2, Brabo3, Tolwacht, La Prairie)
Het 3e Smaldeel zet zijn steun verder aan de overtocht van Franse en Belgische eenheden met de Flandriaschepen. Om 08u30 vraagt de staf van het V/LK om een sleepboot te sturen naar de petroleuminstallaties op het Kiel. De opdracht wordt doorgegeven aan Kapitein-commandant Delstanche die verneemt dat aan de petroleumkaai drie binnenvaartuigen achtergebleven zijn waarvan er twee motorpanne hebben.  Er wordt besloten om alleen het vertrekkensklare vaartuig mee te nemen en de overige te laten vernielen door de genie.

De zes sleepboten van de Antwerpse haven worden verzameld aan de Kattendijksluis en zo de Schelde op gebracht.  Een vaartuig wordt ter beschikking gesteld van de Staf V/LK.  De vijf overige meren aan nabij Hangar 15 aan de Cokerillkaai. Kolonel Lentz, stafchef van de 17de Infanteriedivisie, vraagt om 17u00 om een sleepboot naar Lillo te sturen.  Het 17de Bataljon Genie (17Gn) kreeg namelijk de opdracht om de staf  evenals de achterhoede van de divisie met sleepboten over de Schelde te zetten. Luitenant Sampaix van het 17Gn die met deze opdracht belast is vertrekt met een van de vaartuigen van Hangar 15.   Een derde sleepboot wordt naar de brug van Hoboken gestuurd om er ingezet te worden als ferry.

Admiraal Lord Keyes, Brits verbindingsofficier bij het GHK (rechts op de foto) was goed geplaatst om het belang van de Belgische havens in te schatten.

Staf/Marinekorps
Het GHK geeft het terugtrekkingsbevel aan het Vde Legerkorps, de Versterkte Positie Antwerpen wordt opgeheven. In Oostende verlaten 53 vissersboten de haven richting Engeland ondanks het verbod de haven te verlaten.

Op aansturen van Admiraal Lord Roger Keyes brengt de Britse Admiraliteit op 17 mei de Franse Marine Autoriteiten op de hoogte van hun intenties om de havens van Oostende en Zeebrugge onherroepelijk te blokkeren vanaf 19 mei. Admiraal Keyes, held van de Zeebrugge Raid uit 1918, werd op 10 mei 1940 door Winston Churchill aangesteld als “special liaison officer” tussen de Britse premier en koning Leopold III.  Hij was zich maar al te goed bewust van het belang van de havens van Zeebrugge en Oostende en kwam tot het besluit dat het makkelijker zou zijn om nu reeds de havens te blokkeren dan om te wachten tot beide havens in Duitse handen gevallen waren.

 

1e Smaldeel/Marinekorps (A4, A5, A6, C4, O.140 Jeanine Georgette, O.317 Maurice Roger, O.348 Jan Van Maerlant, R1, R2, Prince Charles)
Tijdens de nacht van 17 op 18 mei verlaten de A4, A5 en A6 Oostende met bestemming Duinkerke om in allerijl nog gedemagnetiseerd te worden ter bescherming tegen magnetische mijnen. Tijdens de reis zullen de drie marinevaartuigen de vrachtschepen m/s Améthyste en m/s Turqoise van de rederij John Cokerill Line escorteren. Beide vrachtschepen waren geladen met stokvoorraden van fabrieken uit Seraing. Duinkerke wordt regelmatig gebombardeerd maar de schepen lopen geen schade op. De A4, A5 en A6 lopen de haven binnen, terwijl de Améthyste en Turqoise richting Dieppe koers zetten [12]. De overige vaartuigen van het smaldeel blijven te Oostende.

Door de Britse plannen om de Belgische havens te blokkeren wordt het demagnetiseren van de A4, A5 en A6 versneld doorgevoerd omdat de schepen terug in Oostende moeten zijn voor de aanvang van de Britse blokkade. Bij het demagnetiseren raken de kompassen van de schepen ontregeld en er is geen tijd meer om de kompassen opnieuw af te stellen.

De m/s Turqoise van de John Cockerill Line hier op foto uit 1934 in de Antwerpse haven.

3e Smaldeel/Marinekorps (Police de la Rade III, Brabo1, Brabo2, Brabo3, Tolwacht, La Prairie)
Het 3de Smaldeel verleent assistentie bij de terugtocht  van het Franse en het Belgische leger over de Schelde ter hoogte van de Antwerpse haven. De Police de la Rade III wordt uitgestuurd naar de aanlegkades van de Flandria veerboten aan het Noordkasteel en te Sint-Anneke. Twee schepen worden overgebracht naar de haven en de aanlegsteigers worden vernield.

Onder leiding van 1ste Meester Celis worden de motoren van vijf binnenschepen gesaboteerd om te beletten dat de Duitsers de vaartuigen zouden gebruiken om de Schelde over te steken. Het betreft de binnenschepen Amstel, Stad Amsterstam, Watergeus, Purfina I en Catherine II. Ook de Flandria VI, Flandria XII en Flandria XIII worden gesaboteerd, evenals de veerpont Durme. De bemanning van de Restless wordt uitgestuurd om bij zoveel mogelijk onder stoom staande schepen de ketels open te zetten zodat de vijand tijd zou verliezen om de schepen weer klaar tot varen te maken.

Ondertussen worden ook de overzetpunten aan de Kruisschans, te Burcht en te Hemiksem versterkt om de capaciteit te vergroten door de Flandria II, Flandria III, Flandria X, de stadssleepboot 25 en de slepers Namur en Oostende.

Staf/Marinekorps
De laatste twee Oostendse maalboten, de Prince Baudouin en de Prins Albert verlaten  ‘s morgens vroeg de haven van Oostende richting Engeland. Ze zijn nokvol geladen met vluchtelingen waaronder heel wat ambtenaren van verschillende ministeries en hun families. De Prince Baudouin neemt ook fondsen, tegoeden en een beperkte hoeveelheid goud van de Nationale Bank aan boord. Het schip vaart eerst naar Le Havre en vervolgens naar Southampton.

2e Smaldeel/Marinekorps (Z.8 Theo Nathalie, Z.25 De Ruyter, H.75 Gods Genade, Graaf Visart, Baron de Maere, Aloha, s/s Sigurds Faulbaums)
Op 18 mei komt de Sigurds Faulbaums aan te Zeebrugge. Het schip werd door de Graaf Visart  via het Kanaal Brugge-Zeebrugge naar de haven van Zeebrugge gesleept. Luitenant Graré, havencommandant van de  Zeebrugse haven, kreeg het bevel om alle uitgaande vaartuigen te laden met voorraden lood, zink en rijst die zich in de haven bevinden. Hiervoor mocht burgerlijke mankracht worden opgeëist. Er wordt met afgevaardigden van het bedrijf Vieille Montagne overeengekomen dat hun lood, dat zich in de haven van Zeebrugge bevond, geladen mag worden op het Letse schip. Om de Sigurds Faulbaums te bemannen wordt de volledige bemanning van het Italiaanse koopvaardijschip Foscolo, met toestemming van de Italiaanse consul, opgeëist. Luitenant Seron van het Marinekorps zal het bevel over het schip voeren.

Duitsers bezetten de haven van Antwerpen op 18 mei 1940.

3e Smaldeel/Marinekorps (Brabo1, Brabo2, Brabo3, Tolwacht, La Prairie)
De steun aan de evacuatie van de Versterkte Positie Antwerpen wordt beëindigt waarna de in beslag genomen Flandriaschepen door het 3de Smaldeel tot zinken worden gebracht. Hierop verlaat het 3de Smaldeel Antwerpen. Gezien de Duitsers de noordelijke oever van de Zeeschelde controleren, moet het smaldeel via de binnenwateren richting Belgische Kust geëvacueerd worden.

Het smaldeel moet de Police de la Rade III achterlaten omdat zijn diepgang en de opbouw te groot zijn voor de tocht langs de kanalen. De Police de la Rade III wordt in de Antwerpse haven tot zinken gebracht door de bemanning.

Kapitein-commandant Delstanche vertrekt over land om zijn smaldeel te Temse af te wachten.

Staf/Marinekorps
Tijdens de nacht van 19 op 20 mei bevestigt De Britse Admiraliteit dat de Royal Navy de havens van Oostende en Zeebrugge wil blokkeren door schepen te laten zinken voor de sluizen aan de ingang van het Kanaal Brugge-Oostende en het Kanaal Brugge-Zeebrugge.  De Britten willen vooral vermijden dat de haven van Brugge opnieuw gebruikt zou worden als uitvalsbasis voor Duitse onderzeeërs. Het Marinekorps wordt verzocht beide havens te verlaten om te vermijden dat de schepen definitief vast komen te zitten. Hierop verlaten alle vaartuigen van het Marinekorps hun afmeerlocaties achter de sluizen en gaan voor anker op de rede. Later in de nacht wordt de operatie uitgesteld met 24 uur. De nog resterende vissersschepen van Zeebrugge, Blankenberge en Heist nemen het zekere voor het onzekere en vertrekken richting Frankrijk temeer omdat de Fransen ermee dreigen om alles wat achterblijft te laten zinken. Dit had zich reeds voorgedaan te Breskens bij de Franse terugtocht uit Zeeland.

1e Smaldeel/Marinekorps (A4, A5, A6, C4, O.140 Jeanine Georgette, O.317 Maurice Roger, O.348 Jan Van Maerlant, R1, R2, Prince Charles)
De A4, A5 en A6 keren terug van Duinkerke en meren opnieuw aan te Oostende. Omstreeks 18u30 ontvangt OLt Van Vaerenbergh, commandant van de patrouilleboot A4, de opdracht om verschillende brandkoffers en linnen zakken met de tegoeden van enkele Vlaamse filialen van de Nationale Bank in te laden. Het betreft een gedeelte van de fondsen die niet tijdig in Oostende raakten om meegegeven te worden met de Prince Baudouin. Het zou gaan om een totaal bedrag van 250 miljoen Belgische frank in goud en bankbiljetten. De fondsen moeten in veiligheid gebracht worden naar Frankrijk en Dieppe wordt als bestemming opgegeven. Luitenant baron Anciaux [13], vertegenwoordiger van de Nationale Bank scheept in om deze ietwat bijzondere lading te begeleiden. Na contactname met de Britse Admiralteit en de Franse maritieme overheden verlaat het schip de haven van Oostende omstreeks 20u55. Het vaartuig wordt begeleid door de motorloodsboot P16 van het Loodswezen Scheldemonden, met aan boord een honderdtal vluchtelingen onder hen de familieleden van de bemanning. De P16 van skipper Neyrinck, wordt niet bemand door militairen van het Marinekorps maar door personeel van het loodswezen. De P16 moet de A4 als loodsboot bijstaan gezien de ontregeling van het kompas van de A4. De beide schepen zetten initieel koers naar Dieppe met de P16 op kop.

2e Smaldeel/Marinekorps (Z.8 Theo Nathalie, Z.25 De Ruyter, H.75 Gods Genade, Graaf Visart, Baron de Maere, Aloha, s/s Sigurds Faulbaums)
Om 21u30 verlaat de Aloha de haven van Oostende om op twee mijl ten westen van Oostende voor anker te gaan teneinde aan de aangekondigde Britse blokkade van de haven van Oostende te ontsnappen. Tijdens de nachtelijke verplaatsing naar zijn ankerplaats vaart de Aloha op 20 mei om 00u21 net buiten Middelkerke op een mijn en vergaat met de ganse bemanning en alle passagiers. Zestien personen komen om.

3e Smaldeel/Marinekorps (Brabo1, Brabo2, Brabo3, Tolwacht, La Prairie)
Het 3de Smaldeel vaart de Schelde op en bereikt tijdens de nacht van 18 op 19 mei rond middernacht het Scheldedorpje Burcht waar enige tijd halt gehouden wordt. Ter hoogte van de militaire brug van Hemiksem worden de masten van de schepen van het 3e Smaldeel verwijderd om onder de talrijke bruggen te kunnen passeren. Op dat ogenblik wordt het flottielje in een paniekreactie onder vuur genomen door de schildwachten aan de brug, echter zonder schade te lijden.

Delstanche verneemt ondertussen dat de vijand het Kanaal van Willebroek overgestoken is en laat onmiddellijk doorvaren naar Gent. Het konvooi komt zo aan te Gentbrugge waar de eerste sluis op de Schelde gesitueerd is. Na enkele praktische problemen wordt de tocht verder gezet via het Kanaal Gent-Brugge.

Duitse opmars van 16 tot 20 mei wanneer de Duitse voorhoede de franse kust bereikt.

Staf/Marinekorps
Na het uitstellen van de blokkade met 24 uur vaart de vloot van het Marinekorps in de ochtend van 20 mei de haven terug in en blijft zonder opdracht aan de kade. ‘s Avonds varen de schepen terug uit om opnieuw voor de rede te gaan liggen. De Franse marine neemt de bewaking van de redes van de Vlaamse kusthavens over van ons Marinekorps. Majoor Decarpenterie krijgt van de commandant van de Maritieme Basis opdracht om de evacuatie van de vloot voor te bereiden en te vertrekken zodra het bevel daartoe gegeven wordt. Niet in het minst omdat tijdens de nacht van 20 op 21 mei de Duitsers Noyelle-sur-Mer aan de monding van de Somme bereiken en de Belgische havens de facto omsingeld zijn.

1e Smaldeel/Marinekorps (A5, A6, C4, O.140 Jeanine Georgette, O.317 Maurice Roger, O.348 Jan Van Maerlant, R1, R2, Prince Charles)
Het gros van het smaldeel blijft te Oostende en verlaat telkens ‘s avonds de haven om er de volgende morgen terug te keren na een nieuw uitstel van de blokkade.

  • Flottielje OLt Van Vaerenbergh (A4, P16)
    Ter hoogte van Nieuwpoort is de OLt Van Vaerenbergh getuige van hevige luchtbombardementen op Duinkerke. Van de Britse Admiraliteit krijgt hij te horen dat de haven van Dieppe gesloten is en dat de Duitsers reeds de monding van de Somme bereikt hebben. Dit tezamen met de dreiging van drijvende mijnen doet hem beslissen de ruime zee te kiezen richting Engeland. Om 04u30 gaat de A4 ten anker in de monding van de Thames op ongeveer twee zeemijlen ten zuidwesten van het Britse lichtschip de North-Goodwin. Om 06u00 komt een Brits officier van de Admiraliteit aan boord. OLt Van Vaerenbergh legt het doel van zijn reis uit en vraagt instructies. Die komen uiteindelijk pas om 20u30 en de schepen krijgen opdracht om door te varen naar Folkstone waar ze om 22u30 toekomen.

2e Smaldeel/Marinekorps (Z.8 Theo Nathalie, Z.25 De Ruyter, H.75 Gods Genade, Graaf Visart, Baron de Maere, Aloha, s/s Sigurds Faulbaums)
In de nacht van 19 op 20 mei droppen Duitse vliegtuigen magnetische mijnen op de rede van Zeebrugge. Hierop weigert de Italiaanse bemanning van de Sigurds Faulbaums nog mee te werken. Lt Seron beslist een bemanning samen te stellen uit tien vrijwilligers van het 2de Smaldeel. Er wordt gestart met het aan boord brengen van het lood van La Vieille Montagne. Het laden gebeurt door burgers bijgestaan door militairen van het Marinekorps.

OLt Van Vaerenbergh.

3e Smaldeel/Marinekorps (Brabo1, Brabo2, Brabo3, Tolwacht, en La Prairie)
In de voormiddag wordt Brugge bereikt maar het konvooi komt vast te zitten ter hoogte van de spoorwegbrug van Steenbrugge. De brug blijft gesloten om de treinen van het terugtrekkende 7de Franse Leger te laten passeren. Kolonel De Pauw van de Maritieme Basis geeft Cdt Delstanche de volmacht om zo nodig met geweld de doortocht te forceren. De smaldeelcommandant slaagt er in de brug te laten opendraaien waarna het 3e Smaldeel koers zet naar Oostende waar ze om 20u00 aankomen. Het smaldeel vervoegt er de rest van het Marinekorps.

Staf/Marinekorps
De Britten besluiten de vernieling van de havens van Oostende en Zeebrugge met nog een dag uit te stellen en opnieuw keren de schepen naar de haven terug bij dageraad.

1e Smaldeel/Marinekorps (A5, A6, C4, O.140 Jeanine Georgette, O.317 Maurice Roger, O.348 Jan Van Maerlant, R1, R2, Prince Charles)
Het gros van het smaldeel blijft te Oostende.

  • Flottielje OLt Van Vaerenbergh (A4, P16)
    Nog steeds te Folkestone krijgen de A4 en P16 om 09u45 opdracht verder te varen naar Dartmouth in overeenstemming met Britse richtlijnen. Alle geallieerde schepen die van het continent komen worden naar deze haven doorgestuurd. Nadat de P16 de vluchtelingen heeft afgezet in Folkestone zetten beide schepen om 17u50 koers naar Dartmouth.

Staf/Marinekorps
Op 22 mei wordt voor de derde keer op rij de blokkade van Oostende en Zeebrugge uitgesteld. Het Marinekorps krijgt van de Generaal-majoor Glorie, commandant van de Maritieme Basis, het bevel om zo snel mogelijk het land te verlaten en naar Frankrijk te trekken. De schepen lopen de havens binnen en alles wordt in gereedheid gebracht om te vertrekken. Als eerste aanloophaven in Frankrijk wordt Dieppe aangegeven, deze bestemming wordt later gewijzigd naar Le Havre met de bedoeling om in deze haven een Belgische marinebasis op te richten. In volle voorbereiding wordt Majoor Decarpenterie, zonder eerdere consultatie, door het GHK verwittigd dat Cdt Van Strydonck en twee van zijn schepen voor een geheime opdracht naar Le Havre moeten vertrekken.

1e Smaldeel/Marinekorps (A5, A6, C4, O.317 Maurice Roger, R1, R2, Prince Charles)
Bij dageraad vertrekt Cdt Van Strydonck per auto naar Boulogne. De “geheime” opdracht had betrekking op de evacuatie van de Eerste Minister Pierlot, de ministers Spaak en Van der Poorten alsook de Luitenant-generaal Denis, minister van Landsverdediging. Gezien de Duitsers reeds de Atlantische kust bereikt hadden was de weg naar Parijs, waar de rest van de regering zich bevond, afgesneden. De betrokken ministers konden enkel nog aan gevangenschap ontsnappen via Engeland. Het valt niet uit te sluiten of de opdracht ook niet kaderde in de voorbereidingen om de koning uit het land te krijgen. De rest van het Oostendse smaldeel maakt zich klaar om ons land te verlaten en wordt samengevoegd tot één formatie met het 3e Smaldeel onder bevel van Cdt Delstanche. De C4 wordt onklaar gemaakt en achtergelaten in de haven van Oostende.

  • Flottielje Lt Evrard (O.140 Jeanine Georgette en O.348 Jan Van Maerlant)
    De O.140 en O.348, respectievelijk onder bevel van de Luitenanten Duchêne en Evrard, vertrekken in alle vroegte eveneens naar Boulogne via de kustwateren in het kader van de opdracht van Cdt Van Strydonck. Het rendez-vous wordt daarna gewijzigd tot Fécamp. Het is de bedoeling dat beide schepen zullen worden ingezet voor de evacuatie van de Belgische ministers.
  • Flottielje OLt Van Vaerenbergh (A4, P16)
    Om 18u25 komt OLt Van Vaerenbergh toe in Dartmouth. Opnieuw komt een officier van de Admiraliteit aan boord die wordt ingelicht over de opdracht van OLt Van Vaerenbergh. Wanneer Lt Anciaux gewag maakt van het feit dat de lading eventueel ook in Groot-Brittannië kan worden afgezet, gaat OLt Van Vaerenbergh aan land en telefoneert hij naar de Belgische ambassade voor verdere instructies. Gezien het late uur wordt hij gevraagd om de volgende ochtend opnieuw contact op te nemen met de ambassade.

2e Smaldeel/Marinekorps (Z.8 Theo Nathalie, Z.25 De Ruyter, H.75 Gods Genade, Graaf Visart, Baron de Maere, s/s Sigurds Faulbaums)
Het laden van de Sigurds Faulbaums wordt voortgezet tot 16u00 wanneer Lt Seron bevel krijgt het schip klaar te maken voor vertrek. Het schip heeft nu ongeveer 1.000 ton lood aan boord. Tegen de avond is het 2de Smaldeel klaar om te vertrekken uit Zeebrugge. De gezagvoerder op Z.8 is op dat ogenblik Meester Max Lauwereins. De Z.25 staat onder het commando van voormalig Scheldeloods Meester Verburgh, terwijl de bemanning van de H.75 aangevoerd wordt door Meester Miel Denis.

Vlak voor vertrek neemt de H.75 nog Luitenant-generaal Pouleur en zijn staf aan boord. Generaal Pouleur, commandant van de 2de Militaire Circonscriptie, en zijn officieren hebben na samenspraak besloten om het Belgische leger in Frankrijk te vervoegen en bevonden zich in Zeebrugge net op het ogenblik dat het 2de Smaldeel ging uitvaren. De s/s Sigurds Faulbaums wordt op sleeptouw genomen door de Graaf Visart en de Baron de Maere.

Het konvooi vaart uit om 23u00 en zet koers naar Oostende. De afvaart vindt plaats bij laagtij en in de duisternis loopt de H.75 vast op een zandbank in de havengeul van Zeebrugge. De H.75 dient eerst te worden losgetrokken alvorens de tocht kan worden verder gezet. De Baron de Maere wordt hiervoor aangeduid maar tot overmaat van ramp blokkeert hierbij de schroef van de Baron de Maere door een onhandig manoeuvre met de sleepkabel. Luitenant Seron beslist de reis toch verder te zetten en laat de Baron de Maere op sleeptouw nemen door de Sigurds Faulbaums, die zelf wordt getrokken door de Graaf Visart.

3e Smaldeel/Marinekorps (Brabo1, Brabo2, Brabo3, Tolwacht, La Prairie, President John P. Best, P. Valentin Letzer)
In Oostende wordt de rest van het 1ste Smaldeel bij het 3de gevoegd tot één enkele formatie onder bevel van Kapitein-commandant Delstanche. Alles wat niet kan worden meegenomen, inclusief de niet zeewaardige rivierboten, wordt vernietigd. De Brabo1, Brabo2, Brabo3, de Tolwacht en de jachten La Prairie en Prince Charles worden tot zinken gebracht in het Kanaal Brugge-Oostende nabij de Oostendse haven. Om 18u00 dienen alle manschappen te verzamelen en om 21u00 wordt op de respectievelijke schepen een appel gehouden waarna aansluitend het zeegat zal worden gekozen. Het vertrek wordt nog uitgesteld omdat Oostende vanaf 21u00 opnieuw hevig gebombardeerd wordt. De overgebleven schepen van het 1ste en het 3de Smaldeel kunnen uiteindelijk rond 23u00 vertrekken richting Frankrijk, samen met de sleepboten President John P. Best en P. Valentin Letzer [42] die uit Antwerpen waren meegekomen met het 3e Smaldeel (TBC – kan ook zijn dat ze al op 13 mei preventief naar de kust gestuurd werden) [43].

Versterkings- en Instructiesmaldeel/marinekorps
De 70 manschappen van het Versterkings- en Instructiesmaldeel worden verdeeld over de verschillende schepen die uit Oostende zullen vertrekken. Ook het licht materieel van dit smaldeel wordt ingescheept.

Staf/Marinekorps
De volledige staf bevindt zich nu aan boord van de verschillende schepen van het Marinekorps. Eens onderweg verplicht de Britse Admiraliteit de Belgen het kanaal over te steken waarna de kleine vloot voor anker gaat op de rede van de Downs in de monding van de Theems. Hier verneemt de staf dat de Belgische schepen eerst naar Ramsgate en vervolgens naar Dartmouth aan de Britse zuidkust zullen worden doorgestuurd. De plannen om in Frankrijk een nieuwe marinebasis op te richten worden door de Britten gedwarsboomd zeer tegen de zin van Majoor Decarpenterie.

Alle zwaar materieel dat niet kon worden meegenomen aan boord van de schepen wordt op 23 juni door het niet-varend personeel van het Marinekorps op vrachtwagens geladen en doorgestuurd naar Nieuwpoort waar zich de Staf van de Maritieme Basis bevindt.

1e en 3e Smaldeel/Marinekorps (A5, A6, O.317 Maurice Roger, R1, R2, President John Best en P. Valentin Letzer)
De A6, A5, O.348, President John Best, P. Valentin Letzer, R1 en R2 uit Oostende steken het kanaal over en maken aan het eind van de dag rendez-vous met de schepen uit Zeebrugge op de rede van de Downs aan de noordoostkust van het graafschap Kent.

  • Flottielje Lt Evrard (O.140 Jeanine Georgette en O.348 Jan Van Maerlant)
    Cdt Van Strydonck raakt niet ver in Frankrijk, bij het naderen van Boulogne wordt hij onder vuur genomen door de Duitse voorhoede en moet hij noodgedwongen op zijn stappen terugkeren richting Calais. In Calais wordt zijn voertuig beschadigd tijdens een luchtbombardement en Cdt Van Strydonck moet zijn tocht naar de haven te voet voortzetten. Op dat ogenblik passeren de O.140 en O.317 deze havenstad. Beide schepen worden aan de hand van lichtsignalen aangemaand om de haven van Calais binnen te lopen. Cdt Van Strydonck stapt aan boord en de schepen zetten hun tocht verder richting Fécamp waar ze in de loop van de dag toekomen.
  • Flottielje OLt Van Vaerenbergh (A4, P16)
    OLt Van Vaerenbergh, nog steeds in Dartmouth, slaagt erin om rond 09u30 in contact te treden met de Belgische ambassade die hem instructies geven verder te varen naar Plymouth waar de nodige maatregelen zullen genomen worden om de lading in ontvangst te nemen. De A4 en de P16 vertrekken richting Plymouth omstreeks 14u30.

2e Smaldeel/Marinekorps (Z.8 Theo Nathalie, Z.25 De Ruyter, H.75 Gods Genade, Graaf Visart, Baron de Maere, ss Sigurds Faulbaums)
Lt Seron maakt de overtocht aan boord van het vrachtschip s/s Sigurds Faulbaums. Kort na het middaguur vindt een gewelde explosie plaats. Het schip maakt water en vergaat [14]. Lt Seron en nog twee andere militairen komen in de zee terecht terwijl de rest van de bemanning plaats kan nemen in een reddingssloep. Lt Seron en de andere schipbreukelingen worden uit het water gered door het koelbloedig optreden van 2de Meester Vlietinck, skipper van de Graaf Visart. De Belgen zijn er van overtuigd dat het vaartuig op een zeemijn gelopen is, maar later zal blijken dat de Duitse onderzeeboot U-9 het konvooi torpedeerde. Na het incident laat Lt Seron koers zetten naar de overkant van het kanaal. Het Belgische flottielje gaat aan het eind van de dag voor anker in de Downs waar ze de rest van het Marinekorps vervoegen. De vaartuigen worden door de Britten bevoorraad, maar niemand gaat aan land.

Staf/Marinekorps
Het Marinekorps verliet maar net op tijd de Belgische havens want op 24 mei vertrekt uit de Britse haven Sheerness een flottielje bestaande uit de destroyer Vega, patrouilleboten Mallard, Widgeon en Sheldrake, mijnenvegers Fitzroy, Sutton en Saltash, de zinkschepen Florentino en Transea en twee snelboten (MTB 15 en MTB 16) richting Zeebrugge. Operation Lyster is van start gegaan en heeft als opdracht de twee zinkschepen (oftewel blokschepen) gevuld met cement tot voor de sluis van het Kanaal  Brugge-Zeebrugge te slepen en daar tot zinken te brengen. In de nacht van 24 op 25 mei komen de twee zinkschepen aan te Zeebrugge maar de Franse Marine Autoriteiten hadden nagelaten de Franse commandant die het bevel had over de troepen ter plaatse op de hoogte te brengen van het Britse initiatief. Beducht als de Fransen waren voor een Duitse landing vanuit zee wordt het  Brits flottielje bestookt met artillerie en machinegeweren. De Britse flottieljecommandant  dacht dan weer dat de kust  al in handen was gevallen van de Duitsers en liet de blokschepen dan maar zinken in de voorhaven waarna hij met de escorterende vaartuigen terug naar Engeland trok. Admiraal Keyes schrijft fijntjes in zijn dagboek: “lk ben tot de conclusie gekomen dat het gemakkelijker zou zijn beide havens te blokkeren tegen de weerstand van de Duitsers in, dan wel met medewerking van de Fransen!” [15].

Smaldeel Delstanche/Marinekorps (A5, A6, O.317 Maurice Roger, R1, R2, Z.8 Theo Nathalie, Z.25 De Ruyter, H.75 Gods Genade, Graaf Visart, Baron de Maere, President John P. Best, P. Valentin Letzer)
Kort na de middag worden de ankers gelicht en de nu samengevoegde 1e, 2e en 3e Smaldelen zetten zich, onder bevel van Cdt Delstanche (vanaf nu vermeld als Smaldeel Delstanche), in beweging richting Dover. De motor van de H.75 heeft het ondertussen begeven en het vissersvaartuig wordt op sleeptouw genomen door de Z.8. Te Dover worden de schepen onderschept door een destroyer van de Royal Navy die de Belgen terugstuurt naar Margate. Zo belandt het flottielje opnieuw op de rede van de Downs voor een tweede overnachting op zee.

  • Flottielje Van Vaerenbergh (A4, P16)
    De A4 meert aan in Plymouth om 19u45 waar onmiddellijk begonnen wordt met het ontladen van de vracht. Het duurt tot 21u15 vooraleer alles van boord is. Lt Anciaux verlaat eveneens het schip en vergezelt de lading naar een ongekende bestemming. OLt Van Vaerenbergh krijgt bevel om met de A4 en de P16 terug te keren naar Dartmouth en daar voor anker te gaan.

Staf/Marinekorps
Na heel wat discussie met de Britten, krijgt de vloot van het Marinekorps om 03u00 de toestemming verder te varen tot Dartmouth. Het gerucht loopt dat van daar uit de Ierse Zee zal opgevaren worden. Luitenant-generaal Pouleur krijgt er genoeg van en dringt aan om de oorspronkelijke opdracht van zijn staf, het vervoegen van het Ministerie van Landsvedediging in Frankrijk, alsnog uit te voeren. De vloot splitst zich op in twee. Terwijl de meeste vaartuigen de reis naar het westen aanvatten, stappen Pouleur en zijn staf over op de A6 van Luitenant Massart. Het gros van de Belgische marine vaart door naar Dartmouth waar ze later op de dag aankomen. Majoor Decarpenterie wil zijn schepen zo snel mogelijk naar Frankrijk laten varen om er de strijd aan de zijde van de Fransen voort te zetten conform de richtlijnen van de Belgische regering. Hij krijgt echter geen toestemming van de Britse Admiraliteit om de rede van Dartmouth te verlaten.

Smaldeel Delstanche/Marinekorps (A5, O.317 Maurice Roger, R1, R2, Z.8 Theo Nathalie, Z.25 De Ruyter, H.75 Gods Genade, Graaf Visart, Baron de Maere, President John P. Best, P. Valentin Letzer)

  • Lt Massart (A6)
    Om 10u00 verlaat de A6 het konvooi om Luitenant-generaal Pouler en zijn staf in Caen te gaan afzetten. De A6 bereikt Le Havre om 20u00 waar geen loodsboot ter beschikking is om de het schip tot Ouistreham te begeleiden. Lt Massart vaart dan maar op eigen initiatief verder. Tijdens de nacht van 25 op 26 mei 1940 komt de A6 aan ter hoogte van Cap d’Antifer om vervolgens naar Ouistreham door te varen waar om 22u00 in de monding van de Orne voor anker wordt gegaan.
  • Flottielje Lt Evrard (O.140 Jeanine Georgette en O.348 Jan Van Maerlant)
    In Fécamp ontvangt Cdt Van Strydonck een telegram van Minister Janson met de melding dat de geheime opdracht waarvoor hij werd uitgestuurd is geannuleerd. Eerste Minister Pierlot, de ministers Spaak en Van der Poorten alsook de Luitenant-generaal Denis werden op 25 mei door de een Brits schip opgepikt in Duinkerke en naar Engeland overgebracht. De koning weigerde België te verlaten en nam de beslissing het lot van het Belgisch leger te delen. Cdt Van Strydonck krijgt geen verdere orders meer en blijft wachten in Fécamp waar van de tijd gebruikt gemaakt wordt om de schepen in marine grijs te schilderen.

Versterkings- en Instructiesmaldeel/Marinekorps
Eens aangekomen in Dartmouth laat Majoor Decarpenterie het Versterkings- en Instructiesmaldeel alsook het licht materieel van het Marinekorps aan land brengen. De majoor kan echter geen geschikte kantonnementen bekomen voor zijn manschappen en stuurt het smaldeel dan maar met Britse toestemming naar de marinebasis te Plymouth. Tot zijn grote verbijstering moet Decarpenterie vernemen dat de Belgische matrozen vanuit Plymouth per trein naar het opvangcentrum voor Belgische militairen in Tenby in Wales gestuurd worden. De ongeveer zeventig manschappen van het Versterkings- en Instructiesmaldeel vervoegen de Belgische Strijdkrachten in het Verenigd Koninkrijk en worden als soldaat ingelijfd bij onze landstrijdkrachten.

Staf/Marinekorps
Het net sluit zich rond de geallieerde troepen in Noord-Frankrijk en het wordt voor de Britten duidelijk dat er dringend een operatie op het getouw moet worden gezet om zoveel mogelijk Britse soldaten uit Noord-Frankrijk te evacueren. Deze operatie, die de codenaam Dynamo kreeg en onder leiding stond van de Engelse Vice-admiraal Ramsey, gaat officieel van start de avond van 26 mei 1940.

Smaldeel Delstanche/Marinekorps (A5, O.317 Maurice Roger, R1, R2, Z.8 Theo Nathalie, Z.25 De Ruyter, H.75 Gods Genade, Graaf Visart, Baron de Maere, President John P. Best, P. Valentin Letzer)

Vliegveld van Carpiquet ten westen van Caen, Ouistreham de haven van Caen.

Het gros van het Smaldeel Delstanche ligt voor anker te Dartmouth

  • Lt Massart (A6)
    De A6 licht het anker om 06u20 en nadert de haven van Ouistreham waar om 07u40 opnieuw voor anker wordt gegaan in afwachting van verdere bevelen. Rond 09u30 gaan de Kapiteins-commandanten Cox en Fraeys de Veubeke van de Staf van de 2de Militaire Circonscriptie met eens sloep aan land om in het dorp telefonisch contact op te nemen met  de Franse of Belgische militaire overheden. Beide officieren keren enkele uren later terug met de boodschap door te varen tot in de haven van Caen. Het schip krijgt een loods aan boord en legt in Caen aan rond 14u20. De manschappen van de Staf van het 2MilCir verlaten het schip, de generaal en de officieren blijven aan boord. Om 16u00 heeft generaal Pouleur een onderhoud met de Franse Kolonel BEM Loizillon die laat weten dat het schip levensmiddelen, water en steenkool kan bunkeren in Ouistreham en zich vervolgens naar Cherbourg moet begeven.

Staf/Marinekorps
Tegen de avond van 27 mei ziet de situatie van het veldleger er niet bepaald rooskleurig uit. Samengedrukt als ze zijn, in een kleine perimeter in West-Vlaanderen en praktisch zonder munitiereserves, kan de capitulatie alleen maar imminent zijn. Het Marinekorps daarentegen is vrij intact uit de strijd gekomen en is vastberaden de strijd voor te zetten.

Smaldeel Delstanche/Marinekorps (A5, O.317 Maurice Roger, R1, R2, Z.8 Theo Nathalie, Z.25 De Ruyter, H.75 Gods Genade, Graaf Visart, Baron de Maere, President John P. Best, P. Valentin Letzer)
Het merendeel van de schepen blijft nog steeds werkloos voor anker liggen op de rede van Dartmouth

  • Flottielje Van Vaerenbergh (A4 en P16)
    De A4 en P16 van het 1ste Smaldeel, die na einde opdracht vertrokken uit Plymouth, komen nu ook aan te Dartmouth en vervoegen de rest van het Marinekorps. De P16 valt nu onder de orders van het Marinekorps.
  • Lt Massart (A6)
    Om 06u00 vertrekken Luitenant-generaal Pouleur en Kapitein-commandant Frayes richting Poitiers, in een auto ter beschikking gesteld door de Belgische Vliegschool die zich op het nabijgelegen vliegveld van Carpiquet blijkt te bevinden. De rest van de staf blijft te Caen achter om er te kantonneren. Nadat de A6 zijn passagiers heeft afgezet, verlaat het schip de haven van Caen om zich terug naar Ouistreham te begeven waar ze zich kunnen herbevoorraden.

Staf/Marinekorps
Majoor Decarpenterie lijkt gehoor te krijgen op zijn verzoek om naar Frankrijk te vertrekken. De Britten stemmen in om de Belgische schepen te laten vertrekken naar Le Havre, maar van zodra het nieuws van de Belgische capitulatie bekend raakt ontvangt de majoor een tegenbevel, de overtocht naar Frankrijk wordt afgeblazen.

Smaldeel Delstanche/Marinekorps (A4, A5, P16, O.317 Maurice Roger,R1, R2, Z.8 Theo Nathalie, Z.25 De Ruyter, H.75 Gods Genade, Graaf Visart, Baron de Maere, President John P. Best, P. Valentin Letzer)
De schepen blijven werkloos voor anker liggen op de rede van Dartmouth.

  • Flottielje Lt Evrard (O.140 Jeanine Georgette, O.348 Jan Van Maerlant)
    Cdt Van Strydonck en het kleine flottielje onder bevel van Lt Evrard bevinden zich nog steeds in Fécamps wanneer ze het nieuws van de Belgische capitulatie vernemen. Op 31 mei krijgen ze de opdracht om zich naar Cherbourg te verplaatsen.
  • Lt Massart (A6)
    Terwijl de A6 bezig is met zich te bevoorraden komt plots het bevel van de Franse autoriteiten om de bevoorrading met kolen te staken. Naar aanleiding van de Belgische capitulatie weet de havencommandant van Ouistreham niet meer wat aan te vangen met het Belgische schip en beveelt de reeds opgeslagen steenkool terug uit te laden.

Staf/Marinekorps
De reeds eerder naar Dartmouth gevluchte Belgische koopvaardijschepen en vissersboten worden in de nacht van 29 op 30 mei éénzijdig onder Brits commando geplaatst tot ongenoegen van de bemanningen. De Britse regering heeft de intentie hen in te zetten voor de evacuatie van Britse militairen uit het vaste land en vraagt het Marinekorps konvooien te maken en de vissersboten te encadreren.

De Belgische ambassade [16] geeft het Marinekorps de opdracht om zo snel mogelijk een schip naar De Panne te sturen om er deel te nemen aan de evacuatie van Belgische en geallieerde militairen. Op het strand van De Panne hebben zich een 200-tal Belgische militairen verzameld onder bevel van Kol SBH Bastin, stafchef van het Cavaleriekorps.

Smaldeel Delstanche (A5, P16, O.317 Maurice Roger, R1, R2, Z.8 Theo Nathalie, Z.25 De Ruyter, H.75 Gods Genade, Graaf Visart, Baron de Maere, President John P. Best, P. Valentin Letzer)

  • OLt Van Vaerenbergh (A4)
    De A4 krijgt op 29 mei rond 10u00 de opdracht van de Staf/Marinekorps om naar De Panne te vertrekken om de 200 Belgische militairen op te pikken.  Het schip vertrekt richting Dover om middernacht en zou de volgende dag tegen de middag in De Panne moeten aankomen.
  • Lt Massart (A6)
    De A6 bevindt zich nog steeds te Ouistreham. Om 09u00 komt er een geschreven order van Luitenant-generaal Pouleur uit Poitiers dat de bevoorrading moet worden voortgezet en dat het schip zich naar La Rochelle dient te begeven.

Locaties aangedaan door de verschillende schepen van het Marinekorps.

Staf/Marinekorps
Terwijl de rest van ons Marinekorps te Dartmouth zijn lot afwacht en nog steeds hoopt op toestemming om naar Frankrijk te varen, wordt een beperkt aantal schepen door de Britten opgetrommeld om naar Dover te varen en er deel te nemen aan Operation Dynamo. Cdt Delstanche krijgt op 30 mei de opdracht om de Belgische vissersboten die zich te Dartmouth bevinden te encadreren met militairen. De bemanning van elke vissersboot wordt versterkt met twee militairen van het Marinekorps en elke vissersboot wordt uitgerust met een luchtafweermitrailleur. De vissers willen echter eerst de voorwaarden bespreken onder dewelke zij zullen worden ingezet. Cdt Charles de Cumont van de Belgische ambassade, die met de Britten de voorwaarden tot inzet onderhandelt, ziet zich genoodzaakt de reders en vissers om 20u00 te verzamelen in het stadhuis van Dartmouth. Uiteindelijk zijn de overeengekomen voorwaarden dat ze enkel deelnemen op vrijwillige basis, dat ze opereren onder bevel van een geallieerd (de facto niet-Brits) commando en dat ze op eigen risico deelnemen aan de gevaarlijke opdracht. Eventuele materieelschade zal worden vergoed en er wordt hen ook één Britse pond per geredde militair beloofd.

Smaldeel Delstanche (A5, O.317 Maurice Roger, R1, R2, Z.8 Theo Nathalie, Z.25 De Ruyter, H.75 Gods Genade, P16, Graaf Visart, Baron de Maere, President John P. Best, P. Valentin Letzer)
De schepen van het Marinekorps kunnen echter niet blijven wachten op het einde van de onderhandelingen met de vissers en besluiten op 30 mei al naar Dover te vertrekken. Omstreeks 23u50 verlaten de A5, de Z.25 en de P16 onder leiding van Lt d’Hauwer de haven van Dartmouth om koers te zetten naar Dover. De O.317, de Z.8 en de H.75 vertrekken twee uur later. De O.92 (Graaf van Vlaanderen) wordt zonder bemanning afgestaan aan het Marinekorps die het schip bemand en eveneens naar Frankrijk stuurt.

  • OLt Van Vaerenbergh (A4)
    Ter hoogte van Folkestone wordt de A4 teruggestuurd naar Dartmouth door de Britse torpedojager 256 waardoor de evacuatie van de Belgische militairen in De Panne mislukt. Uiteindelijk zal slechts Kol SBH Bastin en een twaafltal andere van de 200 in De Panne verzamelde militairen aan boord geraken van Britse schepen om de oversteek naar Engeland te maken. De A4 bereikt de haven van Dartmouth op 2 juni.

La Diligente die samen met de A5, Z.25 en de H.75 deelnam aan Operatie Dynamo.

Smaldeel Delstanche (A4, A5, O.317 Maurice Roger, R1, R2, Z.8 Theo Nathalie, Z.25 De Ruyter, H.75 Gods Genade, P16, Graaf Visart, Baron de Maere, President John P. Best, P. Valentin Letzer)

  • Flottielje Lt d’Hauwer (A5, Z.25 en P16)
    Onderweg naar Dover krijgt de Z.25 van 2MR Willems motorproblemen en moet op sleeptouw genomen worden door de A5. Uiteindelijk gaan de A5, de Z.25 en de P16 op 1 juni om 08u15 voor anker te Dover waar de motorproblemen van de Z.25 opgelost kunnen worden. Om 10u00 komt een liaisonofficier van het Franse patrouilleschip (oftewel avisoLa Diligente [17] aan boord van de A5 met de boodschap dat de Belgische schepen nu onder bevel staan van La Diligente en dat verdere orders moeten afgewacht worden. De burgerbemanning van de P16 weigert naar Duinkerke te varen omdat hun schip, in tegenstelling tot de andere schepen die deelnamen aan de Operatie Dynamo, niet gedemagnetiseerd was. De P16 keert terug naar Dartmouth. Om 17u45 komt ook de H.75 van 2MR Rascar in Dover toe en vervoegt de A5 en de Z.25. Om 19u00 gaan de drie schepen van het Marinekorps nabij La Diligente voor anker. Op 2 juni om 14u00 krijgen ze orders van La Diligente om naar Duinkerke te vertrekken. Uiteindelijk vertrekt om 15u00 het konvooi van drie Belgische en twee Franse schepen (La Diligente en de Cérons) naar Duinkerke waar ze aan de pier aanmeren de 3e juni om 02u00 ‘s morgens. Om 02u15 nemen ze Franse militairen aan boord. Op een half uur tijd neemt de A5 tweehonderdvierendertig man aan boord, de Z.25 negentig man en de H.75 meer dan tweehonderd. Bij de inscheping wordt de A5 door de Duitse luchtmacht gebombardeerd waarbij er twee doden en vier gewonden vallen bij de Franse militairen. Van de Belgische bemanning raakt alleen 2MR Hermie gewond. Eens de vrije zee gekozen verloopt de overtocht zonder problemen en de geëvacueerden worden om 09u45 afgezet in Dover (H.75) en iets later in Ramsgate (A5 en Z.25). De A5 en de Z.25 wachten op nieuwe orders maar krijgen om 17u00 het bevel van de Fransen om keren terug naar Dartmouth. De H.75 vertrekt om 18u00 opnieuw richting Duinkerke om samen met de Cérons [18] drenkelingen op te vissen. In de dichte mist verliest de H.75 contact met de Cérons en keert noodgedwongen terug naar Dover zonder iemand te hebben opgepikt. De H.75 komt de 4 juni om 02u00 aan in Dover en brengt verslag uit bij de commandant van de La Diligente over het verloop van van de opdracht. Om 16u00 vaart de H.75 samen met La Diligente en enkele andere Franse schepen naar Cherbourg. Majoor Decarpenterie wordt hiervan niet ingelicht en even wordt de H.75 vermist gewaand. Gedurende de “Operation Dynamo” hebben de drie schepen van het Marinekorps 524 manschappen naar Groot-Brittannië overgebracht [19].
  • Flottielje Z.8, O.317, O92 en H.75
    De Z.8 en de O.317 worden op 31 mei onderweg naar Dover door de Britse kustwacht, ter hoogte van het eiland Wight, onderschept en teruggestuurd naar Dartmouth. Beide schepen komen de 2e juni leeg terug in Darthmouth. Ook een aantal vissersboten werd onverrichterzake teruggestuurd. De H.75 van 2MR Rascar slaagt erin Dover te bereiken en voegt zich bij de A5 en de Z.25. Wat met de O.92 en zijn bemanning tijdens Operatie Dynamo gebeurde is niet duidelijk  [20].

Actie van de Belgische vissers [21]
Na de interventie van de Belgische ambassade melden 56 vissersboten zich aan voor “Operation Dynamo” waarbij Britse en Franse militairen zullen worden opgepikt in verschillende havens tussen Brest en De Panne. De vissersboten worden op 31 mei gedurende de ganse dag bevoorraad door de R1 en R2 en zijn uiteindelijk klaar om te vertrekken in de vroege morgen van 1 juni. Op 1 juni vertrekt het eerste konvooi bestaande uit de O200, O227, O274, O322, Z21, H37, H56 en de N64 naar Dover. Eerst moeten ze nog in de haven van Dover levensmiddelen en munitie ophalen bestemd voor de omsingelde Britse en Franse troepen. Vervolgens steken ze het kanaal over in konvooien van 8 à 10 schepen onder de leiding van een officier van het Marinekorps. In Duinkerke worden de levensmiddelen en de munitie gelost. Britse of Franse militairen worden aan boord gebracht en naar Engeland geëvacueerd. De meeste boten keren na een drietal uur rust terug naar Frankrijk om nog meer volk over te brengen. Bij de evacuatieopdracht zijn 4 vissersboten gezonken (de N. 49 Onze Lieve Vrouw van Vlaanderen, de N.59 Getuigt voor Christus, de H.5 Sunny Isle en de O.274 Maréchal Foch). Dit na nachtelijke aanvaringen met oorlogsschepen die de vissersboten niet hebben opgemerkt omdat de schepen in volledige black-out vaarden. In totaal worden tijdens Operatie Dynamo door de Belgische vissersboten alleen al 4.200 geallieerde militairen naar Engeland gerepatrieerd. De Fransen waren trouwens minder subtiel in het opeisen van vissersboten voor de evacuatie van Franse militairen uit Duinkerke. Zo werd een aantal Belgische vissersboten die zich te Saint-Vaast-la-Hougue bevonden in beslag genomen. De met de schepen meegevluchte familieleden werden aan land gezet evenals alle persoonlijke goederen die zich aan boord bevonden. Per schip kwamen twee Franse militairen aan boord en levensmiddelen werden ingescheept. Pas onderweg werd de vissers uitgelegd dat ze Franse militairen gingen ophalen in Duinkerke.

Bij wijze van illustratie het wedervaren van de H76 en de Z50:
De H76, de “Leopold Anna”, brengt op 01 juni een 100 tal militairen terug uit Duinkerke. De boot vertrekt opnieuw naar Duinkerke om 21u00, loopt vast, kan zich opnieuw loswrikken, neemt 80 Britten aan boord terwijl de boot hevig gebombardeerd wordt. Onderweg krijgen ze nog een luchtaanval te verwerken maar komen heelhuids toe in Ramsgate de 02 juni om 16u00. Na een drietal uur rust vertrekken ze om 19u00 voor een derde keer naar Duinkerke waar ze de 3 juni omstreeks 02u30 90 man evacueren. Tijdens de inscheping worden ze nog beschoten door Duitse FLAK. Ze slagen erin de terugtocht aan te vatten tegen 03u30 en pikken onderweg nog eens 26 drenkelingen op. Op drie dagen tijd vaart de H76 driemaal over en weer en repatrieert 289 geallieerde militairen.

De Z50, van de achttienjarige Zeebrugse visser Georges Ragaert werd opgeëist door de Fransen en deed bijna een volle week continu ‘de navette ’. Op 30 mei komt de Z50, de “Lydie Suzanne”, aan te Ramsgate met 100 soldaten. Dezelfde dag vaart de Z50 terug naar Duinkerke om in de nacht van 30 op 31 mei weer 100 soldaten naar Ramsgate te brengen. Dezelfde dag vaart het schip terug naar Duinkerke en keert op 1 juni terug naar Ramsgate met een nieuwe lading van 110 soldaten. Op 2 juni vertrekt het schip ’s avonds opnieuw en na gans de nacht gebombardeerd te zijn keert de Z50 de 3de juni terug naar Ramsgate met 96 man. Eens te meer vertrekt Georges Ragaert naar Duinkerke, maar daar hij te veel beschoten wordt door Duitse vliegtuigen kan hij maar 10 man oppikken. Op 4 juni vaart de Z50 niet meer uit omdat de haven van Duinkerke niet meer toegankelijk is door het vijandelijk geschut. Op vijf dagen tijd vaart de Z50 vijfmaal over en weer en repatrieert 416 geallieerde militairen.

  • Flottielje Lt Evrard (O.140 Jeanine Georgette, O.348 Jan Van Maerlant) wordt Flottielje Van Stydonck
    Het flottielje verlaat Fécamp en komt dezelfde dag nog toe in Cherbourg waar ze zeven loodsboten  (de stoomloodsboten P7, P11, P12 en de motorloodsboten P13, P14, P15 en P18) en een aantal andere schepen (de tenders T1 en T2) van het Bestuur der Zeewezen aantreffen. Al deze schepen werden door de Fransen vanuit Saint-Malo naar het noorden gestuurd om te helpen bij de evacuatie van Duinkerke. Alleen de P13 en P15 worden bereid gevonden om aan de operatie deel te nemen en vertrekken op 3 juni naar Dover, juist op tijd om te horen dat Duinkerke gevallen is. Beide schepen worden dan maar teruggestuurd naar Cherbourg waar ze op 6 juni toekomen [22].
  • Lt Massart (A6)
    Onderweg van Ouisterham naar La Rochelle passeert de A6 de haven van Cherbourg waar hij de O.140 en de O.348 ontmoet. Hij beslist zich bij het Flottielje Van Strydonck aan te sluiten.

4 juni 1940

 Staf/Marinekorps
De twee schepen die terugkeerden naar Dartmouth (A5 en Z.25) krijgen een vermelding op het dagorder van het Marinekorps. Aangezien de H.75 zich niet gemeld heeft wordt de deelname van dit schip niet geciteerd op het dagorder van het Marinekorps hetgeen wijst op zekere rancune over het verdwijnen van de H.75 naar Frankrijk. Alle drie de schepen krijgen daarentegen wel een vermelding op het dagorder van het Franse Leger. Nadat de schepen die deelnamen aan Operatie Dynamo teruggekeerd zijn naar Dartmouth beschikt het Marinekorps nog over 190 manschappen verspreid over het smaldeel in de haven en het Versterkings- en Instructiesmaldeel in Tenby. Op 1 juni vertrok een contingent van ongeveer 400 Belgische militairen, hoofdzakelijk behorende tot het landleger, vanuit Tenby naar Brest in Bretagne om het Belgische leger in Zuid-Frankrijk opnieuw aan te vullen. De 70 militairen behorende tot het Marinekorps bleven achter in Tenby.

Smaldeel Delstanche (A4, A5, O.317 Maurice Roger, R1, R2, Z.8 Theo Nathalie, Z.25 De Ruyter, P16, Graaf Visart, Baron de Maere, President John P. Best, P. Valentin Letzer)
De schepen van het smaldeel voeren de opdrachten uit die ze krijgen van het Naval College die het commando heeft over de baai van Dartmouth.

Flottielje Van Strydonck (A6, O.140, O.348, H.75, P13 en T1)

Operatiegebied van het “Escadrille du Front Ouest”.

Terwijl de A6, O.140 en de O.348 wachten in Cherbourg komt op 5 juni de H.75 toe die met La Diligente het kanaal heeft overgestoken. 2MR Rascar, commandant van de H.75, brengt op 6 juni om 09u00 verslag uit bij de Franse admiraliteit van Cherbourg over de gebeurtenissen van de laatste dagen. Om 16u00 wordt de H.75 overgedragen aan de Franse marine waarna 2MR Rascar en zijn bemanning overstapt op de T1, een tender van het Bestuur van het Zeewezen, die zich onbemand in Cherbourg bevond [23]. De P13 die op 6 juni te Cherbourg toekomt, wordt eveneens aan het konvooi toegevoegd. Cdt Van Strydonck stapt aan boord van de P13 van waaruit hij het flottielje zal bevelen. Lt Everard neemt het bevel van de P13 over van schipper Arthur Aspeslagh. Op 7 juni om 09u00 vertrekken de A6, O.140, O.348, P13 en de T1 in konvooi uit Cherbourg en zetten koers naar Brest waar ze de op 8 juni om 11u30 toekomen. In de ochtend van 9 juni verlaat het konvooi Brest en begeeft zich naar La Pallice van waaruit het konvooi doorgestuurd wordt naar Rochefort. De schepen varen de Charente op en gaan op 10 juni om 18u40 voor anker in de haven van Rochefort. In Rochefort wordt de bemanning van het loodswezen van zijn taak ontheven waarna zij het schip verlaten. Van 10 tot 14 juni worden onderhoudswerken uitgevoerd op de schepen die aan de kade liggen in het “Bassin commerciale” van de haven. Ondertussen wordt Cdt Van Strydonck op 12 juni geconvoceerd op het Ministerie van Landsverdediging in Poitiers. Hij ontmoet er Luitenant-generaal Denis, Minister van Landsverdediging, die hem de opdracht geeft te starten met de opbouw van het Marinekorps in Frankrijk. Het ministerie twijfelde eraan of de Britten de in Dartmouth gelegerde schepen ooit nog zouden vrijgegeven. Cdt Van Strydonck wordt aangesteld als commandant ad interim van het Marinekorps en de schepen onder zijn bevel vormen vanaf nu het Smaldeel van het Westelijk Front (oftewel Escadrille du Front Ouest)

13 juni 1940

De riviersleepboot Pierre Valentin Letzer wordt op 13 juni achtergelaten te Dartmouth

De riviersleepboot Pierre Valentin Letzer wordt op 13 juni 1940 achtergelaten te Dartmouth.

Staf/Marinekorps
Dankzij de niet aflatende inspanning van de Belgische ambassade in Londen krijgt het Marinekorps op 13 juni eindelijk de toestemming van de Britten om Dartmouth te verlaten en zich naar Lorient, een haven in Zuid-Bretagne, te begeven. De twee kleinere riviersleepboten, de President John P. Best en de P. Valentin Letzer moeten te Dartmouth achterblijven en worden overgedragen aan de Belgische ambassade. De P16 van het Bestuur van het Zeewezen krijgt de opdracht om een detachement van 50 man van het Versterkings- en Instructiesmaldeel onder leiding van Lt Gonze aan boord te nemen en over te brengen naar Lorient. Majoor Decarpenterie gaat aan boord van de A4 die van dan af het vlaggenschip wordt van het Marinekorps.

Eens in Lorient wordt het Marinekorps administratief en tactisch aangehecht aan de 5ème Groupe de Patrouilleurs van de Franse marine die onder bevel staat van Capitaine de Vaisseau Defforges. De samenwerking met de Fransen verloopt niet rimpelloos, het smaldeel moet voortdurend worstelen met een  tekort aan proviand en brandstof. De 50 rekruten van het Versterkings- en Instructiesmaldeel, die door de P16 naar Lorient werden vervoerd, worden ondergebracht in de La Martinière een voormalige gevangenisschip.

De euforie van een veilig onderkomen gevonden te hebben in de schoot van de Franse marine is echter van korte duur. Op 17 juni wordt de haven van Lorient hevig gebombardeerd door de Duitse luchtmacht. De Duitse grondtroepen staan op het punt de haven van Cherbourg in te nemen waar 30.000 Franse en Britse militairen ingesloten zitten.

Smaldeel Delstanche (A4, A5, O.317 Maurice Roger, R1, R2, Z.8 Theo Nathalie, Z.25 De Ruyter, P16, Graaf Visart, Baron de Maere)
De schepen A4, A5, Z.8, Z.25, O317, P16, R1, R2 en de sleepboten Baron de Maere en Graaf Visart vertrekken in de vroege ochtend en zetten onmiddellijk koers naar de haven van Lorient. De overtocht verloopt zonder incidenten behalve voor de vedetten R1 en R2 die zonder brandstof vallen en moeten gesleept worden omdat hun autonomie niet toelaat tot Frankrijk te varen. Ook de Baron de Maere heeft het moeilijk om in volle zee het smaldeel bij te houden maar uiteindelijk bereikt het laatste schip de haven van Lorient veilig en wel de 14de juni tegen de middag.

Op 15 juni worden de sleepboten Graaf Visart en Baron de Maere evenals de vedetten R1 en R2 opgeëist door de Fransen. Deze schepen zullen de haven van Lorient niet meer verlaten. De Z.8 en de Z.25 worden doorgestuurd naar het arsenaal van de Franse marine in Lorient om uitgerust te worden als mijnenveger. De andere schepen voeren beperkte opdrachten uit langsheen de Franse kust waarbij ze regelmatig onder vuur worden genomen door de Luftwaffe. Daar waar de Z.8 redelijk snel het marinearsenaal kan verlaten om ingezet te worden als mijnenveger wordt in het arsenaal de brug van de Z.25 vrijgemaakt om er een krachtiger motor in te installeren.

Smaldeel van het Westelijk Front (A6, O.140, O.348, H.75, P13 en T1)
Na het beëindigen van de onderhoudswerken in Rochefort worden de schepen van het smaldeel ingezet. De A6 en de T1 worden ingezet te La Pallice, de voorhaven van La Rochelle. De P13 blijft als commandovaartuig in de haven van La Rochelle. Op 17 juni moet de T1 in La Pallice een sloep gevuld met schroot afhalen om magnetische mijnen te activeren die door Duitse vliegtuigen rond de voor anker liggende Champlain [24], een groot Frans passagiersschip, gedropt werden. Na de actie van de T1 kan de Champlain zijn weg verderzetten maar loopt bij het binnenvaren van de haven toch nog op een mijn. De T1, de A6 en de P13 worden ingezet om de opvarenden van de Champlain te redden.

Op 15 juni vertrekken de O.140 en de O.348 naar Le Verdon aan de monding van de Gironde om er mijnen op te ruimen en de toegang tot de haven van Bordeaux vrij te houden. Op bevel van “le commandant du front de mer de Bordeaux” begeven beide schepen zich naar Bordeaux waar ze uitgerust worden met materieel om magnetische mijnen te ruimen.

Staf/Marinekorps
De schepen van het Marinekorps werden niet per toeval vrijgegeven. In november 1939 werd reeds een gedeelte van het Belgisch goud overgebracht naar Frankrijk om het veilig te stellen in geval van een Duitse aanval. Nu de Duitse troepen de Seine naderen overweegt de Belgische regering om dit goud te laten overbrengen naar Congo. Samen met een deel van de Franse goudreserve wordt het Belgisch goud op 17 en 18 juni ingescheept op de “Victor Schoelcher” [25] een bewapend koopvaardijschip. Dit schip zal het konvooi vervoegen waarmee ook de rest van het Franse goud geëvacueerd wordt. Naast talrijke andere schepen wordt de 5ème Groupe de Patrouilleurs, inclusief de Belgische schepen, aangeduid om de goudvloot te escorteren. Als eindbestemming van het konvooi wordt Cassablanca in Marokko opgegeven. Op 18 juni valt Cherbourg waarna de Franse marine bevel geeft om niet alleen Lorient maar ook de marinebasis van Brest te ontruimen.

Smaldeel Delstanche (A4, A5, O.317 Maurice Roger, Z.8 Theo Nathalie, Z.25 De Ruyter, P16)
Door de snelle Duitse opmars in Bretagne krijgen de Belgische schepen op 18 juni het bevel om de haven van Lorient te verlaten, ze krijgen Le Verdon in de Gironde als nieuwe bestemming toegewezen. De bemanning van de P16, die gehoopt had naar Dartmouth te kunnen terugkeren nadat ze de rekruten van het Marinekorps hadden afgezet in Lorient, zien zich genoodzaakt het Marinekorps verder te volgen. De P16 verlaat als laatste Belgisch schip de haven van Lorient op 18 juni. Onderweg neemt de A5 van Lt D’Hauwer het Franse marineschip La Cherbourgeoise (P55) van de 5ème Groupe de Patrouilleurs op sleeptouw.  La Cherbourgeoise was veel groter dan de A5 en raakte stuurloos ter hoogte van Belle Ile  en het schiereiland van Quiberon. De sleep verloopt moeizaam door de hoge zee en tot overmaat van ramp worden beide schepen nog gebombardeerd door de vijandelijke luchtmacht [26]. De P55 wordt tot Le Verdon op sleeptouw genomen.

Het smaldeel vordert langs de Atlantische kust naar het zuiden en bereikt op 19 juni Le Verdon aan de monding van de Gironde. De in Lorient achtergelaten R1, R2, Graaf Visaert en de Baron de Maere worden door de Fransen in brand gestoken om ze niet in de handen van de Duitsers te laten vallen.

Smaldeel van het Westelijk Front (A6, O.140, O.348, P13 en T1)
Op 18 juni wordt door de P13, de A6 en de T1 gepatrouilleerd tussen La Rochelle en Rochefort tot ze gevraagd worden om te helpen bij de evacuatie van Franse militairen die vastzitten op Ile d’Aix. Na de evacuatieoperatie worden de schepen doorgestuurd naar Le Verdon. Onderweg van La Rochelle naar Le Verdon worden de schepen meerder keren aangevallen door Duitse vliegtuigen. Uiteindelijk wordt Le Verdon bereikt waar ze op 20 juni rond 17u30 toekomen. Voor de rede van Le Verdon zien ze de rest van het Marinekorps voor anker liggen, het wordt een ongelukkig weerzien en de verstandhouding tussen Majoor Decarpenterie en Cdt Van Strydonck is allesbehalve hartelijk te noemen.

De O.140 en de O.348 verlaten Bordeaux en keren terug naar Le Verdon waar ze meteen aan de slag gaan als mijnenveger. Op 19 juni moeten ze tussenkomen om de bemanning en opvarenden te redden van de Franse stoomschepen Mexique [27] en de P38 Merceditta (TBC) die op een magnetische mijn gevaren zijn.

21 juni 1940.

Staf/Marinekorps (A4, A5, A6, O.140, O.348, O.317, Z.8, Z.25, P16, P13 en T1)

Operatiegebied Marinekorps in Zuid-Frankrijk en Spanje.

Het Marinekorps is nu herenigd maar hiermee zijn de zorgen nog niet voorbij. Het korps zit zonder bevoorrading en enkele schepen worden uitgestuurd om de nodige ravitaillering te vinden aangezien in Le Verdon niets te vinden is. De T1 vaart tot Bordeaux om te herbevoorraden en de P13 met Cdt Van Strydonck, Cdt Van den Berg en Lt Evrard aan boord varen de baai van Arcachon in op zoek naar eten en brandstof.

Op 22 juni capituleren de Fransen en ondertekenen ze een verdrag met de Duitsers in Compiègne. De T1 die inmiddels terugkeerde van Bordeaux vertrekt met Cdt Delstanche aan boord naar Le Verdon. Cdt Delstanche moet proberen in contact te treden met het Ministerie van Landsverdediging teneinde richtlijnen te bekomen voor het verdere verloop van de operaties. Hij kan echter niemand meer bereiken in Poitiers. Het Vichy regime is niet langer bereid de Belgische oorlogsinspanningen te steunen waardoor de Belgische schepen niet meer bevoorraad worden. Dit ondervindt Cdt Van Strydonck aan den lijve want wanneer hij de baai van Arcachon op 23 juni wil verlaten om de rest van het Marinekorps te vervoegen wordt hem de doortocht naar volle zee ontzegd. Er rest de bemanning niets anders dan terug te keren naar de haven van Arcachon en er gevangenschap af te wachten. Lt Evrard wil zich echter niet laten gevangen nemen en vertrekt op eigen houtje naar het niet bezette deel van Frankrijk.

De andere schepen van het Marinekorps varen verder zuidwaarts maar door storm op zee moeten ze op 25 juni het haventje van Saint-Jean-de-Luz op de Frans-Spaanse grens binnenlopen. Hier vernemen ze het nieuws van de Franse capitulatie. De Z.25 moet in de haven worden achtergelaten omdat de brug nog steeds open ligt en de zwaardere motor die in Lorient in het vaartuig werd gezet onvoldoende verankerd is. Intussen is er twijfel geslopen in de rangen van het Marinekorps. Velen zien het nut niet in om de strijd nog voort te zetten nu de Fransen gecapituleerd hebben. Wanneer het konvooi Saint-Jean-de-Luz verlaat krijgt de A6 motorpech (volgens sommige bronnen ten gevolge van sabotage). Wanneer de O.317 en de O.348 langszij komen om de bemanning op te pikken stapt slechts een gedeelte van de bemanning over op de O.348. De A6 en de O.317 keren terug naar Saint-Jean-de-Luz waar beide schepen aan de ketting worden gelegd en later als oorlogsbuit door de Duitsers worden geconfisqueerd. De bemanning die op zijn stappen terugkeerde en weigerde naar Spanje door te varen wordt prompt krijgsgevangen genomen wanneer de Duitsers in Saint-Jean-de-Luz toekomen.

Terugkeer van het Marinekorps uit Spanje in 1941 (Duitse propagandafoto).

Majoor Decarpenterie wist met een deel van de vloot, waaronder de A4, A5, Z8, O140, T1 en de O348, te ontsnappen richting Spanje maar moet door gebrek aan brandstof in Portugalete, de haven van Bilbao, binnenlopen. Hijzelf, Cdt Delstanche, Lt Massart, Lt d’Hauwer, Lt Graré, Lt Duchêne, Lt Seron, OLt Jadot, OLt Van Vaerenbergh, Aalmoezenier Leclercq en 92 andere bemanningsleden worden in Spanje geïnterneerd [28]. Terwijl de officieren achterblijven in Bilbao wordt het merendeel van de manschappen overgebracht naar het Campo de Concentración van Miranda de Ebro [29] in de provincie Burgos. De levensomstandigheden in dit kamp waren zo primitief dat geijverd werd om de Belgen te verhuizen naar een beter kampement. Na het overlijden van Meester Leon Verburgh worden de manschappen uiteindelijk overgeplaatst naar het Cuartel de Infanteria in Ordüna (Vizcaya) waar ze zullen verblijven tot ze in de loop van 1941 door bemiddeling van de Duitse bezetter weer naar huis worden gebracht [30]. OLt Van Vaerenbergh, OLt Jadot en Meester Willems weigeren naar België terug te keren en zullen in Bilbao bij de in beslag genomen schepen blijven tot aan het einde van de oorlog.

Alleen het loodsvaartuig P16 wil Groot-Brittannië kost wat kost bereiken [31], niet in het minst omdat de familieleden van de bemanning naar Engeland gevlucht zijn. Op 19 juni had de schipper en zijn bemanning al te kennen gegeven aan Lt Graré en Cdt Van Strydonck dat zij naar Engeland wilden terugkeren maar dat dit niet mogelijk was zolang de 50 gewapende militairen van het Versterkings- en Instructiesmaldeel aan boord waren. Op 22 juni krijgt de kapitein van de P16 van Majoor Decarpenterie toelating om tot Bayonne te varen en er zich te bevoorraden. Vroeg in de ochtend van 23 juni vertrekt de P16 naar Bayonne waar ze dezelfde dag nog toekomen. Aan de manschappen van het Marinekorps wordt duidelijk gemaakt dat na de herbevoorrading naar Dartmouth wordt teruggekeerd. Luitenant Gonze vertrekt naar de stad om de bevoorrading te regelen. De P16 zal de nacht van 23 op 24 juni in de haven van Bayonne doorbrengen. Tijdens de nacht verlaat het detachement van het Marinekorps het schip, slechts twee matrozen blijven achter en zijn van plan met de P16 naar Dartmouth terug te keren. De 24e juni om 10u00 komt Lt Gonze terug aan boord vergezeld met de Secretaris van het Belgisch Consulaat in Bordeaux. Hij brengt de boodschap dat de P16 een veertigtal prominenten naar Lissabon dient te brengen vooraleer ze naar Engeland kunnen terugkeren. Het betreft de volledige directie van de Compagnie Maritime Belge (CMB) met hun familie en enkele vooraanstaande joden uit het Brusselse. De secretaris laat weten dat de vluchtelingen tegen de avond van de 24e juni zullen toekomen. Het weer is intussen fel verslechterd en op het ogenblik dat nog getwijfeld wordt of het wel raadzaam is om nu te vertrekken komen twee Franse douaniers aangelopen met de melding dat de Duitsers in Bayonne toegekomen zijn. De schipper steekt meteen van wal en zet in een woelige zee koers naar Portugal. Op 27 juni wordt aangemeerd in Lissabon en de vluchtelingen worden aan land gebracht. Na enkele dagen rust keert de P16 terug naar Dartmouth waar het schip later dienst zal doen als HMS Kernot.

Het Belgische goud bereikt op 28 juni Dakar en wordt er aan land gebracht. Wanneer de Duitsers, die lucht hadden gekregen van het transport, het Belgische goud opeisen wordt het door het Vichy regime netjes aan Duitsland overhandigd.

De P16 wordt opnieuw in dienst geplaatst als HMS Kernot. Minister Camille Gutt bij de officiële ceremonie.

Terwijl het Marinekorps nog steeds in Spanje geïnterneerd is, heeft de Belgische regering bij monde van baron Boël, zaakgelastigde van onze ministers, en André Van Campenhout, cabinetchef van de minister van financiën Camille Gutt, een poging ondernomen bij de Britse autoriteiten om toestemming te verkrijgen om vrijwilligers te rekruteren voor de heroprichting van een nieuw korps.

Na overleg met de directeur van de lijn Oostende-Dover Commandant Piette, wordt dekofficier Victor Billet, sinds augustus 1940 gedetacheerd bij de Belgische ambassade te Londen, gevraagd om de leiding over het nieuwe Marinekorps op zich te nemen. Op 27 september 1940 geven de Britten hun fiat voor het aanwerven van 32 manschappen. Hoewel het duidelijk de intentie was om opnieuw een eigen zeemacht te creëren, was de enige mogelijkheid om deze militairen op te leiden onder de auspiciën de Royal Navy. De kleine eenheid krijgt de benaming “Belgian Top Division of the Royal Navy”.

In die periode gaan de Britten zelf eveneens op zoek naar Belgen die gewapende dienst op zee willen verrichten. De ambassade te Londen krijgt de vraag om 150 vrijwilligers te vinden in het verzamelkamp voor Belgische militairen te Tenby om een opleiding tot kanonnier te volgen en te dienen op handelsschepen die met een defensief dekkanon uitgerust worden. Nauwelijks een twintigtal kandidaten dienen zich aan. Daarnaast vinden de Britse autoriteiten nog een aantal Belgen met nautische ervaring om te dienen bij de op vissersboten of aken gemonteerde baragebalonnen tegen luchtaanvallen op lage hoogte.

In 1941 tenslotte wordt uit de Belgian Top Division de Belgische sectie van de Royal Navy opgericht met personeel van onze koopvaardij en vrijwilligers die nog geen dienst op zee verricht hebben.

Slachtoffers

EenheidNaamVoornaamFotoGraadStandKlas° op° te+ op+ teNota
BENTHEINAlbert, Willy MauriceMatMil3108.05.1911Oostende20.05.1940Op zeeMotorjacht "Aloha"
BEUDEKERJacob(Onbekend)6.06.1882Antwerpen21.06.1940Op zee
BOSSIERFrans, G.MatMil3830.10.1918Blankenberge20.05.1940Op zeeMotorjacht "Aloha"
BRIJSVictor, L.MatMil2815.07.1908Oostende20.05.1940Op zeeMotorjacht "Aloha"
BURDOTIsidore, Jean MarieMatMil2903.10.1907Amay20.05.1940Op zeeMotorjacht "Aloha"
CLAESEdmond(Onbekend)18.02.1903Wondelgem21.06.1940Op zee
CLOTTENSAntoon(Onbekend)5.10.1890Antwerpen21.06.1940Op zee
JEHINAlbert, G.M.MatMil3516.02.1915Lambermont20.05.1940Marck (F)Motorjacht "Aloha"
LEMPEREURAlfred, Henri1MR27.11.1901Grivegnée20.05.1940NoordzeeMotorjacht "Aloha"
NOYDENSLudovic, C.MatMil2306.03.1903Antwerpen27.05.1940WestendeSleepboot "Antwerpen". Inslag bom
PRIONAndré, C.Kapt26.04.1903Huy20.05.1940MiddelkerkeMotorjacht "Aloha". Teruggevonden augustus 1940
SEEGERMarcel, H.G.2MR14.03.1907Elsene20.05.1940Op zeeMotorjacht "Aloha"
VAN DEN BONMorris, G.KWMMil3512.08.1915Twickenham (GB)20.05.1940Op zeeMotorjacht "Aloha"
VANGRINDERBEEKFrançois, P.2MRMil2505.09.1905Laken28.05.1940Op zeeVermist
VERBURGHLéonMR09.09.1901Vlissingen (NL)29.11.1940Bilbao (SP)Commandant Z.25, overleden in militair hospitaal. Scheldeloods.
VERCAMMENAlbertMatMil3431.01.1915Luton (GB)20.05.1940NoordzeeMotorjacht "Aloha"
VERLINDENJan, L.A.2MRMil3330.04.1913Mechelen20.05.1940OostendeMotorjacht "Aloha"

Bibliografie en Bronnen

  1. De commandoverhouding tussen de Groepering Verdediging Neder-Schelde en het 3de Smaldeel van het Marinekorps is duidelijk, vanaf 16 april 1940 wordt het 3de Smaldeel door Luitenant-generaal Van den Bergen, commandant V/LK, onder bevel geplaatst van de Groepering VNS voor de opdrachten die uitgevoerd moeten worden op de Schelde. Het V/LK evenals het Marinekorps richten zich tot de Staf/Gpg VNS indien opdrachten uit te voeren zijn, Cdt Delstanche wordt vanaf dan door de Staf/Gpg VNS aangestuurd.
  2. Achtergrondinformatie over de Falconkazerne [On Line beschikbaar]: https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/4913 [Laatst geraadpleegd 21 november 2018].
  3. Ten noorden van de Belgisch-Nederlandse grens was er geen aansluiting met het Nederlands verdedigingsdispositief. De Nederlanders hadden zich opgesteld ten noorden van de Rijn waardoor er een gapende opening bestond tussen de Belgische en Nederlandse verdedigingslinies. Dit werd reeds in november opgemerkt door de Franse Generaal Gamelin die een plan liet uitwerken om het 7(FRA)Leger in te zetten tussen de stellingen van de Belgen en de Nederlanders. Generaal Giraud beschikt hiervoor over twee legerkorpsen en een “Division Légère Mécanique“, alles tezamen het equivalent van 8 divisies. Door de strikte neutraliteitspolitiek die ons land aan het eind van de dertiger jaren voerde is de Belgische politieke en militaire leiding echter niet op de hoogte van de precieze plannen van de Fransen. “L’Armée Giraud en Hollande (1939-1940)”, door Lerecouvreux, Nouveaux Editions Latines, Paris, 1956. [Partieel On Line beschikbaar][Laatst geraadpleegd 22 juli 2016].
  4. De 68ème Division d’Infanterie [68(FRA)DI] is een Franse infanteriedivisie van tweede reserve die tijdens de mobilisatie is ontstaan uit de Groupement du littoral du Nord (oftewel Groupement Tencé) en die de opdracht had om de Franse kust oost en west van Duinkerke te beveiligen tegen een mogelijke Duitse ontscheping. De divisie staat onder bevel van “L’Amiral Nord”  een Frans maritiem commando bevolen door de Franse Vice-Admiraal Abrial. Met de opmars van het 7(FRA)Leger naar Nederland wordt de opdracht van de 68(FRA)DI uitgebreid tot de volledige Belgische kust, een gedeelte van de Nederlandse kust ten zuiden van de Scheldemonding en met het westen van het eiland Walcheren. De inplaatsstelling van de divisie in België wordt gecoördineerd door het 7(FRA)Leger. Door de neutraliteitspolitiek van België is er echter nooit in detail afgesproken welke de opdrachten van het Franse leger zullen zijn in België. Hierdoor valt de opstelling van de Franse troepen samen met die van de Maritieme Basis. De 68(FRA)DI zal steeds ietwat eigengereid opereren in functie van het Franse plan zonder echt te coördineren met de aanwezige Belgische strijdkrachten.
  5. De Deense cargoschepen de s/s Svava en de s/s Gorm werden op 13 mei 1940 door een hun bemanning naar Oostende gebracht. Tijdens de overtocht liep de s/s Gorm op een mijn ter hoogte van Zeebrugge. De s/s Svava die Oostende wel bereikte werd op 19 mei door een bemanning van de Nederlandse Koninklijk Marine vanuit Oostende naar Groot-Brittannië gevaren en overgenomen door het Ministry of War Transport (MOWT). De Nederlanders behoorden naar alle waarschijnlijkheid tot de groep naar België gevluchte militairen die in de Generaal Mahieukazerne werden ingekwartierd. De Nederlandse officier Klaas Kruimink die het schip zeewaardig maakte en naar Engeland overbracht kreeg hiervoor trouwens het “Bronzen Kruis” een Nederlandse militaire onderscheiding.
  6. “Subversieve elementen” was de toenmalige bewoording voor  ‘administratief geïnterneerde buitenlanders van vijandige naties’.  Het betreft hoofdzakelijk Duitsers die zich in Antwerpen bevinden en die zich bij het uitbreken van de oorlog moesten melden bij de verschillende politiebureaus te Antwerpen. Allen werden ze in hechtenis genomen (administratief geïnterneerd) en samengebracht in drie Antwerpse kazernes waar detachementen van het XVIIde Bataljon Wachters van Verkeerswegen en inrichtingen allicht voor de omkadering en bewaking zorgden. Onder meer in de Prekerskazerne vlakbij de Falconkazerne wordt een verzamelcentrum voor deze geïnterneerden ingericht.
  7. Achtergrondinformatie bij het motortankschip Jura eigendom van Citerna AG in Basel (CH). [On Line beschikbaar]: https://www.binnenvaart.eu/motortankschip/27447-jura.html [Laatst geraadpleegd 28 juni 2018] en https://www.wrecksite.eu/wreck.aspx?5033 [Laatst geraadpleegd 9 december 2022].
  8. Achtergrondinformatie bij de Sigurds Faulbaums die in Brugge aan de ketting werd gelegd. [On Line beschikbaar]: http://www.lmb-bml.be/archives/Archives%2040.pdf [Laatst geraadpleegd op 14 januari 2020].
  9. De spits is en bepaald type binnenvaartschip, gebouwd op maat om door de sluizen van de Noord-Franse kanalen te kunnen passeren.
  10. Wrecksite. 2002. HMS Valentine [+1940]. [On Line beschikbaar]: http://www.wrecksite.eu/wreck.aspx?175630 [Laatst geraadpleegd 6 oktober 2020].
  11. Wrecksite. 2002. s/s Evgenia [+18/5/1940]. [On Line beschikbaar]: http://wrecksite.eu/wreck.aspx?188942 [Laatst geraadpleegd 6 oktober 2020]. De s/s Evgenia wordt voor Zeebrugge gecontroleerd tot zinken gebracht nadat het schip op 16 mei door zijn bemanning werd verlaten.
  12. De Améthyste van kapitein ter lange omvaart Campana en de Truquoise van kapitein ter lange omvaart Tabary bereikten Dieppe. De Améthyste had een 80-tal vluchtelingen aan boord onder wie kapitein ter lange omvaart Miroir, directeur van de rederij (John Cockerill Line) te Oostende. De Améthyste werd op 9 juni 1940 tot zinken gebracht in de haven van Dieppe. De Turquoise, nu onder bevel van kapitein Campana, vaart nog verder tot La Rochelle waar de landing gelost wordt.  Hier wordt het schip op 21 juni tot zinken gebracht. Bron heemkring Ter Cuere Bredene, jaarboek 1982, p89, John Cockerill Line NV, door L. Vande Casteele. [On Line beschikbaar]: https://core.ac.uk/download/pdf/84814685.pdf   [Laatst geraadpleegd 14  januari 2020].
  13. Luitenant van de Reserve baron Anciaux werd later Directeur-generaal van de Nationale Bank.
  14. Wrecksite. 2002. s/s Sigurds Faulbaums [+1940]. [On Line beschikbaar]: http://www.wrecksite.eu/wreck.aspx?13. [Laatst geraadpleegd 14  januari 2020]. De berging van de lading, het lood van Vieille Montagne, heeft tot tot 1990 nog aanleiding gegeven tot een juridisch dispuut.
  15. Uiteindelijk zijn de Britten er bij een tweede poging op 26 mei in geslaagd om twee blokschepen vlak voor de sluis tot zinken te brengen. Destroyer Vega, patrouilleboten Mallard, Shearwater en Sheldrake en twee snelboten (MTB14 en MTB15) vertrekken tijdens de nacht van 26 op 27 mei opnieuw naar Zeebrugge, samen met de (oorspronkelijk voor Oostende bestemde) blokschepen Atlantic Guide en Borodino. Deze tweede poging verliep beter dan de eerste want op 27 mei werden beide schepen tussen 06u42 en 06u55 uur tot zinken gebracht net voor de zeesluis. Op 28 mei bezetten de Duitsers de haven van Zeebrugge. Zeven maanden lang werkten ze aan de herstelling van de sluisdeuren en het lichten van de scheepswrakken.  [On Line beschikbaar]: http://www.ablhistoryforum.be/viewtopic.php?t=4257 [Laatst geraadpleegd 14 januari 2020].
    De twee blokschepen Borodino en Atlantic Guide tot zinken gebracht op 27 mei voor de ingang van het Kanaal Brugge-Zeebrugge in Zeebrugge.

    De twee blokschepen Borodino en Atlantic Guide tot zinken gebracht op 27 mei voor de ingang van het Kanaal Brugge-Zeebrugge in Zeebrugge.

  16. Verslag van LtKol Rongé betreffende de mislukte evacuatie van Belgische militairen uit De Panne, gericht aan LtKol Wouters militair attaché in Londen. [On Line beschikbaar]: https://www.39-45.org/viewtopic.php?f=122&t=42218, [Laatst geraadpleegd op 14 januari 2020].
  17. Achtergrondinformatie La Diligente [On Line Beschikbaar]: https://fr.wikipedia.org/wiki/Diligente_(canonni%C3%A8re) [Laatst geraadpleegd 14 januari 2020].
  18. De Cérons is een door de Franse marine opgeëist koopvaardijschip die als patrouilleboot wordt ingezet. Het schip wordt op 12 juni 40 door de Duitsers tot zinken gebracht [On Line beschikbaar]: http://www.wrecksite.eu/wreck.aspx?210256 [Laatst geraadpleegd 14  januari 2020].
  19. Driemaandelijks maritiem tijdschrift “Neptunus, Marine” 42e jaargang, Nr 257, 4e trimester 1999, p 250 “Het Belgisch Marinekorps tijdens operatie Dynamo” door J. Van Raemdonck. [PDF On Line beschikbaar]
  20. De O.92 (Graaf van Vlaanderen) krijgt 1ste Meester Vermeersch als schipper die vijf matrozen van het Marinekorps ter beschikking kreeg. Wat er gebeurde tijdens de evacuatie van Duinkerke is niet geweten (vermoedelijk werd ook de O.92 onderschept en teruggestuurd, echter niet naar Darthmouth maar naar Cherbourg). Op 6 juni duikt het vaartuig op in Cherbourg en blijft er bij de Belgische loodsboten die er voor anker lagen. Wanneer Cherbourg op 18 juni geëvacueerd wordt vaart de O.92, nog steeds bemand door 1MR Vermeersch en de vijf militairen van het Marinekorps, samen met de T2, P14, P15 en P18 naar Plymouth. De O.92 wordt  later door de Royal Navy aangeslagen en gebruikt als versperringsvaartuig.
  21. Vlucht naar Penzance, A.J. Beirens, Unibook, Puurs, 2010 [On Line beschikbaar]:  http://vluchtnaarpenzance.blogspot.com [Laatst geraadpleegd 14  januari 2020]. Hoewel hier het verhaal van de Belgische vissersfamilies gedurende de achttiendaagse veldtocht wordt verteld bevat het boek ook interessante details over het Marinekorps.
  22. Wanneer de P13 op 30 mei te samen met de P15 in Cherbourg toekomen worden de schepen maar ook de bemanning ingelijfd bij de Franse Marine Nationale. Omdat in Frankrijk de loodsboten tot de marine behoren wilden de Fransen niet aannemen dat de bemanning van de Belgische schepen burgers waren. De bemanningen, een 85-tal in totaal, weigerden echter onder Franse vlag te varen en werden prompt geïnterneerd en gevangen gezet. Alleen een beperkt aantal vrijwilligers was bereid de Fransen te helpen. De resterende Belgische bemanningsleden werden aangevuld met Franse matrozen waarna de P13 van schipper Aspeslagh en de P15 (met schipper Maessen van de T1) op 3 juni naar Dover worden gestuurd om deel te nemen aan operatie Dynamo. Ze komen echter te laat, de operatie werd net afgelast. Door de Franse militaire overheid worden ze dan teruggestuurd naar Cherbourg waar de P13 op 6 juni toekomt. De P15 wordt doorgestuurd naar St-Malo.
  23. De Tender T1 van loodsschipper Leopold Maessen verliet op 19 mei om 23u50 samen met de sleepboot “Zeeleeuw” Oostende als laatste schepen van het loodswezen. Tijdens de nacht van 19 op 20 mei wordt voor anker gegaan voor de rede van Nieuwpoort. Op 20 mei varen ze door tot Zuydcote waar ze om 08u00 opnieuw voor anker gaan naast de sleepboot “Zeehond” die er al een tijdje voor anker lag. De doorvaart langs Duinkerke was onmogelijk omdat de haven hevig werd gebombardeerd door de vijandelijke luchtmacht. Op 21 mei bij dageraad varen de T1, de Zeeleeuw en de Zeehond aan één stuk verder naar Saint-Vaast-la-Hougue nabij Cherbourg. Hier komen ze toe op toe om 09u00 op 22 mei, waar enkele dagen later ook alle andere loodsboten arriveren. Allen de Zeehond en die een honderdtal vluchtelingen aan boord had werd doorgestuurd naar Brest. Na de weigering van de bemanning om deel te nemen aan de evacuatie van Duinkerke (zie [29]) blijft de T1 onbemand achter te Cherbourg. Alleen schipper Maessen meldt zich vrijwillig om aan operatie Dynamo deel te nemen en krijgt het commando van de P15. De T1 blijft onbemand in Cherbourg liggen tot hij wordt overgenomen door de bemanning van de H.75 van het Marinekorps. Uit driemaandelijks maritiem tijdschrift “Neptunus, Marine” 46e jaargang, Nr 271, 2e trimester 2003, p 76. “Onze loodsboten van 1830 tot heden (Deel IV”) door R.F. Coulier. [PDF On Line beschikbaar]
  24. Wrecksite s/s Champlain gezonken op 19 mei te La Pallice [On Line beschikbaar]: http://www.wrecksite.eu/imgBrowser.aspx?21619 [Laatst geraadpleegd 14  januari 2020].
  25. Overzicht van de Belgische goudtransporten naar Frankrijk en van Frankrijk naar Marokko beschikbaar in het archief van het Museum van de Nationale Bank. 
  26. Op 20 november 1945 wordt de actie van Lt D’Hauwer vermeld op het dagorder van de Franse marine door Vice-admiraal Lemonnier: “Lt Jean D’Hauwer, commandant d’un groupe de patrouilleurs belges pour avoir apporté une aide précieuse a la Marine française lors des événements de juin 1940 assurant en particulier le remorquage du P55 jusqu’a Verdon”.  Luitenant D’Hauwer kreeg voor zijn tussenkomst de Franse onderscheiding “Croix de guerre avec étoile d’argent”.
  27. Wrecksite s/s Mexique gezonken op 19 mei te Le Verdon [On Line beschikbaar]: http://www.wrecksite.eu/wreck.aspx?2430 [Laatst geraadpleegd 14  januari 2020].
  28. Het Visscherijblad, 8ste jaargang – Nr 27 van 13 december 1940, p1, artikel “Voor onze zeelieden in Spanje”. Lijst met de namen van de 92 Belgische zeelui geïnterneerd in Spanje. [PDF On Line beschikbaar]
  29. In het concentratiekamp Miranda de Ebro hebben ooit 65.000 tegenstanders van Franco gevangen gezeten. Vanaf 1940 werd het kamp vooral gebruikt voor het interneren van buitenlandse gevangenen. [On Line Beschikbaar]: https://es.wikipedia.org/wiki/Campo_de_concentraci%C3%B3n_de_Miranda_de_Ebro [Laatst geraadpleegd 14  januari 2020].
  30. Het Visscherijblad, 8ste jaargang – Nr 25 van 28 november 1940, p1, artikel “Voor onze zeelieden in Spanje – Dringende hulp noodzakelijk” wordt de erbarmelijke toestand in de Spaanse interneringskampen aangeklaagd. [PDF On Line beschikbaar].
  31. Juni 40, een op ‘t nippertje ontsnapping uit Frankrijk. Persoonlijke herinneringen van JC Böting, loods Scheldemonding en bemanningslid P16. [On Line beschikbaar] http://www.lmb-bml.be/archives/Archives%2029.pdf [Laatst geraadpleegd 14  januari 2020].
  32. Rechtskundig Weekblad, 20 februari 1966, 29e jaargang, nr 25. [On Line beschikbaar]: https://rw.be/archief/2925/pdf [Laatst geraadpleegd 14  januari 2020]. Juridische afwikkeling van de door de Belgische staat geconfisqueerde schepen Svava, Gorm en Sigurds Faulbaums. Op 10 mei 1940 kregen alle geallieerde en neutrale schepen die zich in de Belgische havens bevonden het bevel de havens te verlaten. Drie schepen weigerden dit te doen, de Deense s/s Svava en Gorm in Antwerpen en de Letse Sigurds Faulbaums in Brugge. De twee Deense schepen werden geconfisqueerd en door een Belgische bemanning (TBC door wie) naar Oostende gebracht. De s/s Svava belande in Oostende en de s/s Gorm liep op een mijn voor de haven van Zeebrugge en zonk.
  33. Het Visscherijblad, diverse nummers uit de jaargangen 1939-1940.
  34. Driemaandelijks maritiem tijdschrift “Neptunus, Marine” 43e jaargang, Nr 259, 2e trimester 200, p 91 “Zeeslag op de Schelde” door J. Van Raemdonck. [On Line beschikbaar]: www.vliz.be/imisdocs/publications/287250.pdf [Laatst geraadpleegd 13 april 2018].
  35. L’armée belge de France en 1940, door Jean Jamart Col BEM Hre, uitgeverij Schmitz, Bastogne, 1994.
  36. Le Corps de Marine 1939 – 1940 [On Line beschikbaar]: http://www.maisondusouvenir.be/corps_de_marine_en_1939_1940.php. [Laatst geraadpleegd 24 maart 2018].
  37. De Vrienden van de sectie Marine van het Koninklijk Legermuseum. 2002. Sectie Marine. [On Line beschikbaar]: http://www.marine-mra-klm.be. [Laatst geraadpleegd 25 maart 2018].
  38. Tweemaandelijks maritiem tijdschrift “Neptunus, Marine” 31e jaargang, Nr 5, april 1985, pp. 27-34, “Le Corps de Marine au Feu”, door Henri Anrys. [PDF On Line beschikbaar].
  39. Overzicht van de geschiedenis van elk schip van het Marinekorps afzonderlijk. [On Line beschikbaar]:  https://www.marinebelge.be/en/index.html [Laatst geraadpleegd 24 maart 2018].
  40. Officiële lijst der Zeeschepen en der Belgische Visschersvaartuigen en hunne Seinletters, uitgave 1939.
  41. Notre passé. La Marine de Guerre Belge (1830-1940) Louis Leconte, hoofdconservater Koninklijk Legermuseum. La renaissance du livre.
  42. De sleepboot Pierre Valentin Letzer was voor de oorlog eigendom van de Unie van Redding en Sleepdiensten NV – Antwerpen. De sleepboot werd in 1915 gebouwd te Colchester en in 1927 gekocht door de Antwerpse Sleepdienst Letzer NV en genoemd naar Pierre Valentin Letzer, neef van de eigenaar van de Sleepdienst Letzer. Pierre Valentin Letzer kwam in 1915 als geniesoldaat bij een ongeval om het leven [On Line beschikbaar]: https://www.wardeadregister.be/nl/dead-person?idPersonne=27159 [Laatst geraadpleegd 27 april 2020]. Op 22 mei werd de sleepboot ingelijfd bij het Marinekorps en vervoegde met het Marinekorps de haven van Dartmouth. Van 13 juni 1940 tot 20 april 1944 werd de sleper ingezet door de Admiralty te Dartmouth (Royal Navy) onder de naam Pierre Valentin Letzer (P.V. Letzer). Van 21 april 1944 tot 14 oktober 1944 werd het schip commercieel ingezet door R & J H Rea Ltd [On Line beschikbaar]: http://www.clydeserver.com/shipping/viewtopic.php?f=60&t=9149 [Laatst geraadpleegd 27 april 2020]. De sleepboot kwam na de oorlog terug naar België en werd in 1959 gesloopt door de scheepswerf ‘De Toekomst’ te Boom. Dezelfde scheepswerf bouwde in 1960 een nieuwe sleepboot die de naam Pierre Valentin Letzer meekreeg.
  43. Op 13 mei dient de Franse Capitaine de Frégatte de Maupéou, marineattaché bij het Groot Hoofdkwartier, een verzoek in bij de Belgen om alle havensleepboten uit de Antwerpse dokken te laten evacueren naar de kust. De staf van de 2de Militaire Circonscriptie organiseert de aftocht van de ongeveer 35 slepers uit de haven via de Schelde naar onze kust. Het is niet onwaarschijnlijk dat de s/s Svava en de s/s Gorm samen met dit konvooi naar Oostende gebracht werden.
  44. In december 1945 wordt op vraag van het Ministerie van Defensie aan Luitenant-generaal Fromont gevraagd om in de archieven op zoek te gaan naar wat gebeurde met de Deense bemanning van de Svava en de Gorm. De vraag naar informatie gaat uit van de “Service de liquidation des anciens marchés“. Briefwisseling terzake bevindt zich in het dossier van de 1ste Groepering Hulptroepen bij de Sectie Classified Archives, Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid, Ministerie van Defensie, Ministerie van Landsverdediging. Het valt op dat de documenten waar in 1945 naar gezocht werd in de archieven zich daar nu niet meer bevinden. Ook het resultaat van het onderzoek is tot op heden nergens meer te traceren.
  45. Schriftje met het handgeschreven relaas van de veldtocht van de Maritieme Basis, hoger echelon van het Marinekorps. Het schriftje werd in juni 1945 opgesteld in het Frans door Kolonel SBH De Pauw, StafChef van de Maritieme Basis en bevat onder meer informatie over de mobilisatie van het Marinekorps. Het schriftje bevindt zich in het dossier van de Maritieme Basis bij de Sectie Classified Archives, Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid, Ministerie van Defensie.