De getalsterkte van het Belgische leger groeide tussen augustus 1939 en mei 1940 zienderogen. Op volle sterkte telde het leger zo’n 600.000 militairen. België had in 1940 ongeveer 8,3 miljoen inwoners en dat betekende dat maar liefst 8 procent van de bevolking uit de gewone samenleving verdwenen was. Daarenboven trof de mobilisatie in hoofdzaak het economisch actieve gedeelte van de bevolking.
Verloning
De gemobiliseerde militair en zijn gezin hadden het niet makkelijk. De lage soldij van de reservist kon in de meeste huisgezinnen het verlies van de broodwinner niet compenseren. Een soldaat-milicien trok aanvankelijk slechts 30 centiemen per dag. Zijn echtgenote had recht op een gezinsvergoeding van 8 frank per dag, plus 3,50 frank per kind per dag. Voor een gezin met twee kinderen kwam dit neer op ongeveer 460 frank per maand. Een brood van 1 kilogram kostte eind 1939 ongeveer 2,10 frank, en voor een gemiddelde huurwoning werd zo’n 250-500 frank per maand neergeteld. Op 1 oktober 1939 verhoogde de regering de soldij van een soldaat tot 1 frank per dag, maar dit betekende niet dat gezinnen met een gemobiliseerde huisvader het plots breder kregen. Ter vergelijking ontving een Nederlandse soldaat-reservist een soldij die ongeveer drie keer zo hoog lag.
Het stelsel van de gezinsvergoeding betekende ook dat een alleenstaande militair het moest stellen met bitter weinig. Hier kwam slechts ten dele verandering in op 1 januari 1940 door het toekennen van een bijkomende dagvergoeding van 3 frank aan gemobiliseerde reservisten zonder familie. Maar ook dat betekende dat de maandelijkse soldij nauwelijks 120 frank bedroeg.
Met bijzonder veel nijd werd gekeken naar de reservisten die bij de Territoriale Wacht voor Luchtafweer dienden. Deze militairen werden deeltijds opgeleid om rond de grote steden van het land het statische luchtafweergeschut te bemannen, en mochten hun beroep verder blijven uitoefenen. Bovendien ontvingen zij een vergoeding van 40 frank voor elke dag in uniform. Dit zelfde bedrag werd ook uitbetaald aan de leden van de civiele Passieve Luchtbescherming.
De sergeant-reservist had het iets beter en ontving een soldij van 2 frank per dag. Voor een gelijkgestelde adjudant KROLt werd dit 4,70 frank en voor een benoemde adjudant KROLt 8,70 frank per dag. Alleen de reserveofficieren ontvingen een salaris dat gelijkgesteld werd met de basiswedde van een beroepsofficier met dezelfde graad. Voor een luitenant was dit bijna 1.700 frank per maand, oftewel 56 frank per dag.
Arbeidstijden en Verlof
Het gemobiliseerde leger was 7 dagen op 7 inzetbaar en kende geen onderscheid tussen weekdagen en weekends. De korpscommandanten moesten er wel voor zorgen dat de militairen op zondag hun religieuze verplichtingen konden vervullen. Voor de meeste reservisten was dit een door de aalmoezenier verzorgde mis in het kantonnement.
Daarnaast kreeg elke opgeroepen militair 3 dagen verlof per maand. Vaak werd dit toegekend als drie afzonderlijke vergunningen van 24u, waarbij de korpscommandant zelf kon beslissen of de reistijd naar huis inbegrepen was. In een eenheid waar de regels strikt werden toegepast, moest de verlofganger in die 24u op-en-neer.
In december 1939 werd de verlofregeling uitgebreid van 3 dagen naar 5 dagen per maand. Daartegenover stond dat het verlof ook telkens voor de volledige periode van 5 dagen moest opgenomen worden. Hiermee wilde de legerleiding de constante af- en aanstroom van verlofgangers beter beheersen, maar deze regeling werd niet altijd geapprecieerd door de gemobiliseerde militairen. Bovendien werden de verloven opgeschort in periodes van verhoogde internationale spanning.
Huisvesting
Slechts een deel van het gemobiliseerde leger verbleef in de kazernes en andere installaties van de krijgsmacht. Ten eerste lagen de meeste kazernes niet in de buurt van de diverse posities die door het veldleger tijdens de mobilistatieperiode bemand werden. Daarnaast was er ook gewoon onvoldoende accommodatie beschikbaar in de militaire gebouwen. Dit betekende dat een groot deel van het leger in kantonnementen verbleef. Manschappen en onderofficieren werden ingekwartierd in civiele gebouwen zoals boerderijen, scholen, bijgebouwen van kastelen en landgoederen, maar ook in houten barakken die door het leger zelf opgetrokken werden. Officieren kregen een logement toegewezen bij burgers of verbleven thuis indien de afstand het toeliet.
Liefdadigheid

Allerhande goederen werden ingezameld om het leven van de gemobiliseerden aangenamer te maken, waaronder ook wollen dekens.
Al snel ontstonden allerlei initiatieven om het leven “te velde” toch maar iets aangenamer te maken. Reeds op 30 augustus 1939 startte het Ministerie van Landsverdediging met het “Werk van het Pakje van de Soldaat” dat geld inzamelde voor geschenkdozen met een standaardinhoud van 5 pakjes sigaretten, 1 stuk zeep, 5 repen chocolade en 1 potje confituur. Het grootste liefdadigheidsinitiatief was het “Werk Koningin Elisabeth – Voor onze Soldaten” dat toneel en cabaretvoorstellingen aanbood, sportwedstrijden organiseerde, het “soldatenuurtje” op de nationale radio aanbood en eveneens bibliotheekkisten verdeelde onder de eenheden.
Her en der te lande werden dekens, klompen, fruit, breiwerk, enz. ingezameld of werden allerlei activiteiten georganiseerd om giften te bekomen voor het Werk Koningin Elisabeth of voor de talrijke andere goede doelen die ontstonden. Vaak werd dit alles met medewerking van de gemeenten op touw gezet.
Ook individuele liefdadigheid werd aangespoord. Zo kon de gemobiliseerde soldaat in de meeste kranten een gratis oproep plaatsen om sportuitrusting, boeken, spellen, muziekinstrumenten, warme kledij, enz. te doneren. Bedrijven deden ook hun duit in het zakje. Zo lanceerde Het Nieuwsblad in december 1939 een oproep om voetballen in te zamelen, verdeelden de Limburgse fruitboeren appelen en peren en gaven de Belgische Posterijen de winst van de kalenderverkoop voor 1940 aan onze soldaten.
De gemobiliseerde militair genoot ook gratis postverkeer in zoverre het briefwisseling met de familie of met liefdadigheidswerken betrof. Kranten en andere lectuur mochten niet portvrij verstuurd worden. Vreemd genoeg was de drijfveer achter deze beslissing de vrees dat de kantonnementen overspoeld zouden worden door “onzedige publicaties of publicaties tegen de neutraliteitspolitiek”. Het inventieve familielid vouwde dan maar de krant zodat deze in twee gewone omslagen van minder dan 50 gram paste.
De bevolking deed wat ze kon om zich over de gemobiliseerde soldaten te bekommeren.
Terug naar huis
Een tweetal maanden na de start van de mobilisatie was het duidelijk dat het land kreunde onder de aanwezigheid in uniform van zo goed als alle jonge mannen. Bovendien leken de Duitsers na de Poolse nederlaag geen aanstalten te maken om West-Europa aan te vallen. De politiek besloot om bepaalde groepen reservisten weer naar huis te sturen. Vanaf oktober 1939 begon de legerleiding met de demobilisatie van belangrijke aantallen militairen:
- de mijnwerkers en de mijningenieurs werden opnieuw aan het werk gezet
- vaders van drie of meer kinderen mochten ook naar huis terugkeren
- een groot aantal artsen werd weer gedemobiliseerd om hun privé-praktijk weer te openen
- leerkrachten werden terug naar school gestuurd
- alle ambtenaren keerden terug, te beginnen met het ministerie van financiën en eindigend met de gemeentebesturen
- werklieden met een onmisbare vaardigheid voor de Belgische industrie konden eveneens een demobilisatieaanvraag indienen
Dit betekende dat heel wat militairen naarstig op zoek gingen naar een mogelijkheid om van deze regeling te genieten. Zowat elke krant had een vraag- en antwoordrubriek voor gemobiliseerden waarbij zowat elk mogelijk scenario behandeld werd. Vooral van de 6de maatregel werden de grenzen ijverig afgetast door werkgevers die maar al te graag een deel van hun personeel terug wilden. Het gevolg van deze maatregel alleen was dat tegen maart 1940 zo’n 35,000 reservisten uit de industrie opnieuw gedemobiliseerd waren.
Ondanks grote druk uit voornamelijk katholieke hoek, zouden de landbouwers nooit genieten van demobilisatie. Nochtans stond ook de voedselproductie onder grote druk. Er kwam wel een politiek akkoord om landbouwverlof toe te kennen, maar dit was steeds beperkt. Zo werd voor maart en april 1940 samen slechts 10 dagen landbouwverlof toegestaan en werden die dagen dan nog eens werd afgetrokken van het gewone verlof.
- Krantenarchief De Standaard: http://www.belgicapress.be [Laatst geraadpleegd: 22 februari 2023]