Steuneenheden

In volle vredestijd waren de bevoorradings-, transport-, en geneeskundige diensten van het Belgisch Leger georganiseerd op territoriale basis onder directe controle van het Ministerie van Landsverdediging.  De legerkorpsen, divisies en overige grote eenheden van het veldleger werden bediend door deze territoriale structuur maar hadden geen functionele bevoegdheid over de territoriale logistieke eenheden. Binnen de Generale Staf van het Leger, meestal aangeduid met de Franstalige benaming Etat-Major Général de l’Armée (EMGA), was de 4de Afdeling de schakel tussen de territoriale logistieke diensten enerzijds en de grote eenheden anderzijds.

Tijdens de mobilisatie wordt de EMGA omgevormd tot het Groot Hoofdkwartier (oftewel Grand Quartier Général – GHK). Deze transitie is voltooid op 10 januari 1940. Het GHK is beter aangepast om actieve operaties te leiden en vormt het oppercommando van het veldleger tijdens de tweede fase van de mobilisatie en de achttiendaagse veldtocht. Het veldleger bestaat uit alle gevechtseenheden, gevechtsondersteunende en logistieke eenheden die in de  “legerzone” opereren. Het territoriale leger omvat alle organismen die vanuit “de achterwaartse zone” steun bieden aan het veldleger.  Deze eenheden blijven nog onder bevel van de Minister van Landsverdediging.

De 4de Afdeling van de Generale Staf van het Leger wordt tijdens de mobilisatie omgevormd tot de Directie van de Diensten van het Achtergebied (DSA).  Dit gebeurde samen met de oprichting van de Directie voor Aan- en Afvoer bij het Leger (DREA), de Directie van het Vervoer bij het Leger (DTA) en de Territoriale Dienst van de Legerzone (STZA). De DSA vormt zo de tussenschakel tussen het GHK en de twee overige directies, die de transport- en bevoorradingseenheden van het legerniveau aansturen. Volgende maatregelen worden genomen:

  • alle actieve en reservedivisies krijgen hun eigen eenheden (compagnie intendance, transportkorps en geneeskundig korps) voor logistieke en medische steun. Dit was geheel nieuw voor de divisiestaven die tot dan toe geen praktijkervaring hadden met het aansturen van dergelijke middelen.
  • een reeks eenheden voor logistieke en medische steun worden opgericht binnen de legerkorpsen en ook op niveau leger.
  • De territoriale diensten blijven onder het gezag van het Ministerie van Landsverdediging en worden verantwoordelijk voor de productie en ontvangst van alle goederen binnen de grote opslagplaatsen en voor het transport in de achterwaartse zone.  De distributie naar het veldleger wordt een zaak voor het GHK.

Het in vredestijd bestaande distributiesysteem wordt vervangen door het systeem voorzien in de oorlogsplanning.  Zo ontvangt bijvoorbeeld het Magazijnstation, behorende tot de Directie voor Aan- en Afvoer bij het Leger, diverse voorraden proviand van de militaire bakkerijen, beenhouwerijen en depots van de Territoriale Intendance. Deze voorraden worden vervolgens per spoor naar de legerkorpsen en divisies verdeeld via het principe van de DRT (Dagelijkse Ravitailleringtrein). Per divisie en per legerkorps wordt een treinstel gevormd en uitgestuurd naar een afgesproken bevoorradingsstation. Dit treinstel wordt dan opgewacht door het Autopeloton voor Ravitaillering van de bestemmeling dat de goederen levert aan zijn regimenten en bataljons. Hiervoor wordt het concept van de Eenheidsvrachtwagen gecreëerd: één camion vervoert alle goederen bestemd voor één eenheid als één gemengd cargo.

De mobilisatie van de ondersteunende logistieke eenheden op legerniveau (zoals bijvoorbeeld de Legerautogroepering) gebeurt slechts geleidelijk en de activering van het ganse apparaat is pas gepland bij afkondiging van Fase E van het mobilisatieplan, zijnde het moment van een vijandelijke aanval op ons land.  De meeste eenheden binnen de directie bestaan uit meer dan 95% reservisten.