Rijkswacht

Bij de mobilisatie van september 1939 worden zo’n 2.400 Rijkswachters overgeheveld naar twee nieuwe regimenten lichte infanterie. De manschappen voor deze eenheden worden uit de brigades gehaald en in een khaki uniform gestoken. De beide regimenten worden uitgerust met motorfietsen en lichte vrachtwagens en krijgen ook elk een aantal Berliet VUBD pantserwagens.

Aanvankelijk worden de lichte regimenten vooral ingezet voor het opsporen van vermeende Duitse parachutisten. De gendarmen vinden natuurlijk niks, maar worden vanaf 16 mei direct betrokken bij de aftocht van de K.W. Stelling en zullen vanaf die datum heel wat meer actie zien. Hun veldtocht zal in het zuidwesten van het land eindigen:

1ste Licht Regiment
2de Licht Regiment

Naast de Lichte Regimenten zijn er ook nog Rijkswachters terug te vinden in elke grote formatie van ons veldleger. Per divisie en legerkorps is er immers een provoostdienst die instaat voor het bewaren van de tucht, opvangen van eventuele krijgsgevangenen en het assisteren bij de verkeersregeling tijdens de mars. Op legerniveau wordt Luitenant-kolonel Genard als Grootprovoost aangesteld. Er wordt geschat dat zo’n 1.800 Rijkswachters provoostdienst verrichtten.

Grootprovoostdienst

Ten slotte blijven zo’n 4.000 Rijkswachters beschikbaar in de brigades en mobiele groepen te lande.

Territoriale Rijkswacht

Het merendeel van de Rijkswachters wordt na de Belgische overgave vrij snel weer aan het werk gesteld. Op 5 juni 1940 vaardigt de bezetter een richtlijn uit om krijgsgevangenen van een ganse reeks beroepscategorieën vrij te laten, waaronder ook de ordediensten. Tijdens de bezetting voert de Rijkswacht in ons land alleen taken van administratieve en gerechtelijke politie uit en vervult geen militaire rol meer.