Reglementaire benaming | Bestuur van de Veiligheid van de Staat Administration de la Sûreté de l’Etat |
Type | Veiligheidsdienst |
Ontdubbeld van | n.v.t. |
Onderdeel van | Groot Hoofdkwartier |
Inspecteur-generaal | Dhr. Fernand Louwage |
Administrateur-generaal | Dhr. Robert de Foy |
Standplaats | Rijkswachtkazerne, Kroonlaan, Elsene |
Samenstelling | 1ste Directie – Veiligheid van de Staat |
2de Directie – Dienst van Toezicht, Bewaking der Grenzen en Inspectie van de Politiediensten aan de Grenzen |
2de Afdeling van de Generale Staf van het Leger en de Directie Openbare Veiligheid
Aan het eind van de jaren 30 zijn in ons land twee inlichtingendiensten actief. De eerste is de Directie Openbare Veiligheid, die geleid wordt door de voormalige magistraat Robert de Foy en die als civiele dienst onder het Ministerie van Justitie ressorteert. Daarnaast heeft ook de krijgsmacht een eigen spionagedienst als onderdeel van de 2de Afdeling van de Generale Staf van het Leger. Deze 2de Afdeling wordt aangevoerd door Kolonel SBH Victor Neefs. Naast de beide gespecialiseerde diensten zijn ook politiediensten en het parket actief bij het identificeren van staatsgevaarlijke activiteiten. Om dit alles te coördineren wordt in juli 1939 een Veiligheidscomité gevormd dat wekelijks overleg pleegt op het kabinet van de Eerste Minister Hubert Pierlot. De mobilisatie van augustus 1939 vormt de aanleiding om de middelen om informatie in te winnen te versterken. Dit gebeurt echter niet zonder het nodige getouwtrek tussen de civiele en de militaire veiligheidsdienst waarbij vooral de Brusselse Procureur des Konings Walter Ganshof van der Meersch het laken naar zich toe tracht te trekken.
Een van de hoofdbekommernissen van de Generale Staf tijdens de vergaderingen van het Veiligheidscomité was de aanwezigheid van de vele Duitse vluchtelingen in België. Rapporten betreffende de Duitse inval in Polen schrijven de Poolse catastrofe deels toe aan de Duitse spionage die via medeplichtigen in het land, de Duitse Generale Staf informeerde over alle verplaatsingen van burgerlijke én militaire autoriteiten. Het Veiligheidscomité besliste dan ook dat verdachte of illegale buitenlanders moesten kunnen geïnterneerd worden. Op 13 oktober stelde kolonel Neefs het comité voor om de minister van Justitie een veel bredere bevoegdheid te geven om buitenlanders te kunnen interneren. Het comité steunde dit voorstel en stelde voor om naast de internering van individueel als verdacht of ongewenst beschouwde buitenlanders ook over te gaan tot de internering van buitenlanders die sinds twee jaar illegaal in het land waren en oud genoeg waren om in het leger te dienen. De regering was het idee echter niet genegen en laat de zaak op zijn beloop. Het land vervalt in de routine van een schemeroorlog, waarin niets gebeurde. Na het alarm van november wordt het veiligheidsdebat opnieuw op gang werd getrokken. Op de vergadering van 21 november stelde kolonel Neefs nogmaals voor nieuwe maatregelen met betrekking tot buitenlanders te treffen. Hij “onderstreepte de militaire noodzaak om de verdedigingszones van het land te zuiveren van alle elementen die in geval van een conflict, de vijand diensten zouden kunnen bewijzen, als informant of door bepaalde bouwwerken of bepaalde verdedigingsoperaties te saboteren. Robert de Foy was het idee niet genegen en gaf aan dat het voorstel meer ingegeven was door militaire bezorgdheid dan door bezorgdheid om de staatsveiligheid. Op 5 december 1939 schreef Robert de Foy een lange brief aan Pierlot, waarin hij nogmaals terugkwam op het probleem van de buitenlandse vluchtelingen voor de openbare veiligheid. Hij raamde het aantal illegalen in België, die het Veiligheidscomité in geval van conflict wilde interneren, op 30.000, maar beklemtoonde tegelijk dat de migratiegolf nog niet tot stilstand was gekomen. Hij onderstreepte dat onze oostelijke grens voortdurend werd overschreden door personen die de Duitse overheid in het spoor van duizenden vluchtelingen naar ons land stuurde. Hij voegde eraan toe dat de systematische uitwijzing volgens hem de enige maatregel is die onze nationale en militaire veiligheid kan waarborgen. Luitenant-generaal Van den Bergen, toenmalig hoofd van de Generale Staf steunt de door de Foy voorgestelde radicale oplossing en verzocht om alle illegale buitenlanders onmiddellijk en onverbiddelijk uit te wijzen. Hierop volgden hevige parlementaire debatten en een perscampagne die leidden tot de opheffing van dit beleid en een nieuwe groei van het aantal illegalen. Deze werden ondergebracht in opvangkampen te Merksplas, Marneffe en Wortel. Op 10 januari 1940, werd het land opgeschud door een nieuw alarm. De ontdekking van plannen voor de invasie van het land aan boord van een in Maasmechelen neergestort vliegtuig leidde tot hevige emoties. Het vooruitzicht van een aanval uit het oosten nam concrete vorm aan en verhoogde het wantrouwen ten opzichte van diegenen die achter de Belgische linies de uitvoering van een invasie zouden kunnen vergemakkelijken. Het veiligheidsbeleid blijft een tweesporenbeleid waarbij de knoop met betrekking tot de internering niet wordt doorgehakt. Aan militaire kant zorgt de entourage rond Koning Leopold III er voor dat ook de vorst zich laat horen en zijn gewicht in de schaal werpt. In een brief van 23 januari 1940 aan de Eerste Minister argumenteert Leopold III een eerste keer op openlijke wijze om de 2de Afdeling van de Generale Staf van het Leger en de Directie Openbare Veiligheid samen te voegen onder defensie. De koning zal deze boodschap blijven herhalen.
Bestuur van de Veiligheid van de Staat
Op 10 maart 1940 wordt besloten om de integratie van de twee veiligheidsdiensten binnen defensie te verwezenlijken. In eerste instantie wordt Walter Ganshof van der Meersch aangesteld als Auditeur-generaal bij het Krijgshof. Vervolgens worden de inlichtingendienst van de 2de Afdeling van de Generale Staf van het Leger en de Directie Openbare Veiligheid samengesmolten tot een enkel organisme: het Bestuur van de Veiligheid van de Staat [1]. Het bestuur zal geleid worden administrateur-generaal Robert de Foy. Samen met inspecteur-generaal Fernand Louwage krijgt hij de bevoegdheid van officier van gerechtelijke politie en is hij rechtstreeks verantwoording verschuldigd aan de Auditeur-generaal Ganshof. De officieren van de 2de Afdeling die overgaan naar de nieuwe dienst worden beëdigd als agent van gerechtelijke politie. Dit betekent dat zij onder meer gerechtelijke arrestaties, fouilleringen en huiszoekingen mogen uitvoeren. Het Ministerie van Justitie blijft verantwoordelijk voor de Directie Vreemdelingenpolitie, zodat van een algehele integratie van de inlichtingendiensten geen sprake is.

Dat de CIPAC een geheime dienst was, blijkt onder meer uit het jaarboek der officieren waar Cdt Dufrasne gewoon genoteerd staat als een medewerker van het Ministerie van Landsverdediging.
In het voorjaar van 1940 werd binnen de militaire veiligheidsdienst ook de geheime dienst CIPAC opgericht. Deze afkorting staat voor Service de Contre-Information et de Protection de l’Armée en Campagne. De dienst wordt geleid door Rijkswacht Kapitein-commandant René Dufrasne en bestaat uit gendarmes in burger die zich toeleggen op binnenlandse contraspionage. De dienst zal een groot bestand aanleggen met namen van Vlaams-nationalisten en Rexisten van wie gevreesd wordt dat ze voor de Duitse overheid kunnen werken. De CIPAC is bijlange niet de enige instantie die dergelijke lijsten aanlegt. Ook elders binnen de Staatsveiligheid gebeurt dit, net zoals op de Directie Vreemdelingenpoltie en bij talrijke lokale besturen. Eind april 1940 blijken ook diverse Procureurs-generaal binnen hun gerechtelijke gebieden instructies uit te vaardigen om bestanden met namen van verdachten aan te leggen. Deze namen worden vaak aangereikt door politie en rijkswacht.
Een tweede taak die toegewezen wordt aan Kapitein-commandant René Dufrasne bestaat uit het installeren van een aantal geheime zender-ontvangers in samenwerking met Kapitein-commandant Alfred Dorsimont van de 2de Luister- en Meetcompagnie van het Regiment Transmissietroepen van het Leger. Er wordt telkens een toestel opgesteld bij vertrouwenspersonen te Antwerpen, Gemmenich, Spa, Verviers en zelfs Aachen.
Een slagorde van de officieren die bij het Bestuur van de Veiligheid van de Staat dienden, is nooit vrijgegeven. Wel blijkt uit de personeelsdossiers dat Luitenant R. Lechat ingezet werd als hoofdcommissaris en aangesteld werd in de graad van Majoor. De Luitenanten H. Bastin, M. Baudewyns, P. Dane, H. Decobecq, J. Depauw, J. Hendrix, E. Massart, J. Mortier, L. Pacques, A. Vankerckvoorde, H. Verhulsel, en de Onderluitenanten E. Denis, P. Demez, F. Mareschal en A. Rolle dienden allen als commissaris.
Pas op de ministerraad van 8 mei ’s ochtends besliste de regering om zowel alle “onderdanen van mogendheden waarmee België de oorlog zou moeten aangaan” te interneren als verdachten van collaboratie met de vijand (Belgen en niet-Belgen) te arresteren. Hoewel het gaat om twee duidelijk verschillende groepen mensen is in de loop van de verdere afwikkeling van de geplande interneringen en arrestaties het onderscheid vervaagd. Gaandeweg is men het begrip ‘geïnterneerden’ steeds vaker gaan gelijkschakelen met het begrip ‘verdachten’. Op die vergadering werd eveneens beslist dat de maatregel maar zou ingaan wanneer België ten oorlog trok (oftewel bij afkondiging van de Fase E van het mobilisatieplan naar aanleiding van een Duitse inval). Er werd immers gevreesd dat, naar analogie met wat voorheen in Polen, Noorwegen en Denemarken gebeurde, zij belangrijke informatie zouden kunnen doorspelen aan de vijandelijke strijdkrachten. Wanneer de vijandelijkheden twee dagen later uitbreken is nog niets georganiseerd om aan die regeringsbeslissing gevolg te geven.

Krantenbericht uit Het Nieuwsblad van 11 mei 1940.
Bestuur van de Veiligheid van de Staat
Tijdens de nacht van 9 op 10 mei 1940 staat Auditeur-generaal Walter Ganshof van der Meers in nauw contact met het Groot Hoofdkwartier, de Eerste Minister Hubert Pierlot en de Minister van Justitie Paul-Émile Janson. Nog tussen het tijdstip van de Duitse aanval op onze oostgrens en de beslissing van de regering omstreeks 06u00 om de Belgische neutraliteit formeel op te heffen, laat Ganshof door de regering de staat van beleg afkondigen bij Koninklijk Besluit. Dit is het startschot om de aanhoudingsbevelen met betrekking tot verdachte personen door te geven aan de Krijgsauditeurs bij de legerkorpsen en de Krijgsauditeurs van de Provinciale Krijgsauditoraten. De bevelen verspreiden zich razendsnel per telefoon en telegraaf. Het Ministerie van Justitie brengt ook de parketten op de hoogte. Daarnaast laat het Ministerie van Justitie door de gemeentebesturen affiches aanplakken die aan alle onderdanen van vijandelijke staten beveelt om zich binnen de twee uur aan te bieden met dekens en met levensmiddelen voor 48u.
Deze beslissingen hebben een hele reeks operationele consequenties voor het leger. Vooreerst zullen te Brussel, Antwerpen, Doornik, Bergen en Charleroi kazernes aangeduid worden als voorlopige interneringspunten voor de geïnterneerden van deze agglomeraties. Vervolgens dienen de militaire overheden te zorgen voor transport per trein van uit alle hoeken van het land naar Doornik, Bergen en Charleroi waar grote interneringscentra ingericht zullen worden. Tevens moet de ravitaillering voorzien worden. Dit alles zal via de Provinciestaven en de Plaatscommando’s georganiseerd worden.
Bij de dienst CIPAC wordt Luitenant R. David toegevoegd aan de Belgische verbindingsmissie bij de staf van de British Expeditionary Force die geleid wordt door Luitenant-generaal Albert Nyssens. Of dit ook bij de verbindingsmissie voor de Franse legerstaf gebeurt, is niet geweten. Ook is het niet duidelijk of deze inzet van CIPAC een factor is bij de talrijke arrestaties die de Britse en Franse troepen in ons land zullen uitvoeren [2].
Administratief geïnterneerden/Brabant
Het Provinciecommando Brabant is verantwoordelijk voor de opvang van een 10.500-tal ‘administratief geïnterneerde buitenlanders van vijandige naties’ die zich in Brussel gevestigd hebben. Bij het uitbreken van de vijandelijkheden worden overal in de stad door de Rijkswacht affiches aangeplakt die de betrokkenen aanmanen zich te melden bij het gemeentehuis van hun woonplaats. De meeste onderdanen van vijandelijke mogendheden bieden zich vrijwillig op het gemeentehuis aan, waarna ze naar verzamelplaatsen werden geleid, waarschijnlijk door de politie. De mensen die in Ukkel, Elsene en in een groot aantal andere Brusselse gemeenten zijn verzameld worden ondergebracht in de Géruzetkazerne aan de Generaal Jacqueslaan 298, in de Rolin-kazerne aan de Waverse Steenweg 904 en in het Klein Kasteeltje te Anderlecht. De bewaking van de gevangenen wordt in de Brusselse agglomeratie toevertrouwd aan de 4Cie van het XXIste Bataljon Wachters van Verkeerswegen en Inrichtingen (4/XXI/GVCE). Het peloton van Luitenant Res Mario de Marchi is verantwoordelijk voor de bewaking van de 1.500 geïnterneerden verzameld in de Rolin Kazerne terwijl het peloton van Luitenant Adolphe Lavallée verantwoordelijk is voor de 1.500 geïnterneerden verzameld in de Géruzet Kazerne. Het peloton van Luitenant Collette (en/of Lt Wackers – TBC) wordt belast met de bewaking van een aantal administratief geïnterneerde buitenlanders die werden verzameld in het Klein Kasteeltje. Generaal Lemercier, Provinciecommandant van de Provincie Brabant, tevens bevelhebber van de stad Brussel en in die hoedanigheid verantwoordelijk voor de hele operatie, bracht meerdere bezoeken aan de kazernes.
Administratief geïnterneerden/Henegouwen
Hoewel er in de Provincie Henegouwen nagenoeg geen ‘administratief geïnterneerde buitenlanders van vijandige naties’ aanwezig waren kreeg het Provinciecommando toch een rol toebedeeld in de bewaking van de geïnterneerde buitenlanders. Het was de bedoeling dat de onderdanen van vijandelijke mogendheden die elders in het land gevangen werden gezet in de drie grootste Henegouwse steden worden verzameld. In Charleroi moeten de geïnterneerden van de provincies Limburg, Luik, Luxemburg, Namen en van de Henegouwse arrondissementen Charleroi en Thuin worden bijeengebracht. Ze worden opgesloten in de Kazerne Korporaal Tresignieskazerne (avenue Général Michel 1). In Bergen moeten de geïnterneerden van Brabant en van de Henegouwse arrondissementen Bergen en Zinnik (oftewel Soignies) worden verzameld in de Kazerne Majoor Sabbe (rue des Sœurs Noires 4). In Doornik worden alle geïnterneerden komende van Antwerpen, Oost- en West-Vlaanderen naar de Kazerne Generaal Baron Ruquoy (ook gekend als Citadel van Doornik) gestuurd. Voor de bewaking van de gevangenen in Doornik kon de provinciecommandant beschikken over het IIIde Bataljon van het 3de Regiment Hulptroepen (III/3/1Gpg/HuT). Wie de bewakingsopdracht uitvoerde in Charleroi en Bergen moet nog worden opgezocht.
Administratief geïnterneerden/Antwerpen
Het Provinciecommando Antwerpen, onder bevel van Generaal-Majoor Van Rollegem, is verantwoordelijk voor de opvang van ‘administratief geïnterneerde buitenlanders van vijandige naties’ in de provincie Antwerpen. Hier betreft het een 6.700-tal Duitsers die zich in Antwerpen bevinden en die zich bij het uitbreken van de oorlog moesten melden bij de verschillende Antwerpse politiebureaus. In veel gevallen betrof het Duitse joden, gevlucht voor het nazi-regime. In de Prekerskazerne, de Adjudant Macheleinkazerne (Kazerne 9 – 10) en de Kazerne Generaal Drubbel (oftewel Sint-Joriskazerne) wordt een verzamelcentrum voor de geïnterneerde buitenlanders ingericht. De omkadering en bewaking van de gevangenen werd (TBC) toevertrouwd aan detachementen van het XVIIde Bataljon GVCE.
Op 10 mei 1940 kregen alle geallieerde en neutrale schepen die zich in de Belgische havens bevonden het bevel de havens te verlaten. Drie schepen weigerden dit te doen, de Deense s/s Svava en s/s Gorm in Antwerpen en de Letse Sigurds Faulbaums in Brugge. De Letse bemanning wou niet terugkeren naar Letland omdat het land in 1939 al door Rusland werd bezet, de Deense bemanning kon niet terugkeren naar Denemarken omdat dit land op 9 april 1940 door Duitsland werd ingenomen en zij bijgevolg de frontlinie moesten doorschrijden om thuis te geraken. Vreemd genoeg viel de Deense bemanning door de Duitse bezetting van hun land onder de noemer ‘onderdanen van vijandige naties op ons grondgebied‘. Een detachement van het 3de Smaldeel van het Marinekorps vertrekt naar de ligplaatsen van de Deense vaartuigen Svava en Gorm om de Deense bemanning te arresteren in het kader van de geplande aanhouding van onderdanen van vijandige naties op ons grondgebied. Het 3de Smaldeel levert een wachtdetachement op beide schepen waar de bemanningsleden aan boord worden gevangen gezet.
Administratief geïnterneerden/West-Vlaanderen
Het Provinciecommando West-Vlaanderen centraliseert de ‘administratief geïnterneerde buitenlanders van vijandige naties’ in de Kazerne Rademakers te Brugge, vredesvoet garnizoen van het 4de Linieregiment. Het Iste Bataljon GVCE wordt belast met de opdracht om de geïnterneerden te bewaken. De pelotons van Luitenant Bauwens en Luitenant Debacker van de 2Cie worden hiervoor aangeduid. Verdachte en militair gevaarlijke Belgen (en buitenlanders) worden ondergebracht in de Brugse gevangenis ‘t Pandreitje. Enkele vrouwen worden opgesloten in de vrouwengevangenis van Sint-Andries. Tussen 10 en 26 mei 1940 zaten in de gevangenis van Brugge in totaal 553 personen opgesloten. De meerderheid van die mensen waren gevangenen uit andere instellingen op doortocht, geen geïnterneerden die ter plaatse waren opgepakt.
Bestuur van de Veiligheid van de Staat
Overal te lande worden arrestaties uitgevoerd van verdachte personen door de burgerlijke en militaire overheden. Aan de militaire kant gebeurt dit niet alleen door de diensten van de Veiligheid van de Staat, maar ook door talrijke detachementen van de eenheden van het veldleger en de territoriale troepen.
Administratief geïnterneerden/Henegouwen
De Citadel van Doornik (oftewel kazerne baron Ruquoy) wordt ingericht als detentieplaats voor de “administratief geïnterneerde buitenlanders van vijandige naties” maar ook voor Belgen die verdacht werden van sympathie voor nazi-Duitsland. Het IIIde Bataljon van het 3de Regiment Hulptroepen (III/3HuT) wordt krijgt de speciale opdracht om de geïnterneerden te bewaken.
Bestuur van de Veiligheid van de Staat
Door de snelle opmars van de Duitsers blijkt de overplaatsing van de administratief geïnterneerden en gearresteerde verdachten geen optie te zijn. De Belgische regering beslist dan ook dat alle opgepakte personen naar Frankrijk moeten overgebracht worden. Het Ministerie van Justitie en het Ministerie van Verkeerswezen worden verantwoordelijk voor de uitvoering die via het spoor zal gebeuren. De 1ste Directie – Veiligheid van de Staat moet echter voor militairen zorgen om de konvooien te begeleiden.
Administratief geïnterneerden/Brabant
Generaal Lemercier bekomt op 12 mei orders van de Generale Staf om de administratief geïnterneerde buitenlanders, die vastzaten in de drie Brusselse kazernes, naar Frankrijk te evacueren. Hij maakt de orders over aan de betrokken kwartiercommandanten en aan de eenheden van de GVCE die instonden voor de bewaking. Bij het samenstellen van de transporten naar Frankrijk worden echter zowel in Brussel verblijvende illegale buitenlanders, verdachte en militair gevaarlijke Belgen (en buitenlanders) die zich in de gevangenis van Sint-Gillis bevonden en de geïnterneerde buitenlanders van vijandelijke mogendheden samen op één transport gezet. Hierdoor vervaagde het onderscheid dat diende gemaakt te worden tussen de verschillende groepen geïnterneerden. Enerzijds bestond de groep uit mensen die om één of andere reden gevlucht waren voor het nazi-regime en anderzijds individuen die openlijk sympathiseerden met hetzelfde regime. Eens de Franse grens over werd iedereen op het transport over dezelfde kam geschoren en aanzien als staatsgevaarlijk en spion voor het nazi-regime. De behandeling die hen te wachten stond in Frankrijk was navenant. Op 12 mei verlaten minstens drie treinkonvooien met “geïnterneerde buitenlanders van vijandige naties” Brussel. Deze drie treinen vervoerden alleszins het leeuwendeel van de onderdanen van vijandelijke mogendheden die in Brussel waren geïnterneerd.
Eén van die konvooien vertrok om 20u00 uit Etterbeek en nam de 1.530 onderdanen van vijandelijke mogendheden uit de Kazerne Rolin mee. De bewaking bleef in handen van Luitenant de Marchi en zijn manschappen. Tijdens een stop in Ath wordt de trein van de Marchi door Duitse vliegtuigen bestookt. Het bombardement kostte het leven aan zeven gevangenen, er vielen ook enkele gewonden te betreuren. Tijdens het bombardement weten een aantal gevangenen te ontsnappen maar worden achternagezeten door hun bewakers en terug ingerekend. De trein zet zijn tocht verder naar Tourcoing waar de luitenant de bewaking aan de Franse overheden wou overdragen. In Tourcoing geeft de prefect van het Département du Nord Lt de Marchi echter opdracht om zelf voor het escorte te blijven zorgen. De luitenant neemt contact op met het Provinciecommando in Brussel maar krijgt te horen dat hij de instructies van de prefect dient uit te voeren. De trein zet zijn tocht verder van Tourcoing via Orléans en Saumur naar het Camp du Fauga, in de buurt van Toulouse, waar Lt de Marchi de geïnterneerden op 17 mei overdraagt aan een officier van het Franse leger.
De 1.300 tot 1.500 geïnterneerden van de Kazerne Géruzet vertrekken om 22u00, dus twee uur na die van de Kazerne Rolin. De geïnterneerden worden begeleid worden door het peloton van Luitenant Lavallée. Hun trein heeft als initiele bestemming Doornik, waar ze de volgende dag aankomen. Maar in plaats van de geïnterneerden zoals gepland over te dragen aan de militairen van het IIIde Bataljon van het 3de Regiment Hulptroepen (III/3HuT), krijgt Lt Lavallée een nieuwe opdracht. De luitenant moet met zijn peloton de geïnterneerden begeleiden naar het Camp de la Rye te Le Vigeant nabij L’Isle Jourdain in het departement Vienne. Omdat er nog nieuwe gevangenen bijkomen, wordt beslist om een extra trein in te zetten. Luitenant Lavallée leidde een van de twee konvooien. Tijdens een stop in Le Mans krijgt zijn peloton versterking van een twaalftal Franse soldaten. De trein komt op 17 mei aan te Le Vigeant waarna de geïnterneerden aan de Franse autoriteiten worden overgedragen.
Luitenant Collette bijgestaan door Lt Dubois van het IIIde Bataljon van het 9de Regiment Hulptroepen van het Leger (III/9HuTL) is verantwoordelijk voor de begeleiding van het derde treintransport. Hij zal zich tijdens het transport laten opmerken door zijn bijzonder hardvochtig optreden jegens de gevangenen. Het detachement zal zeven dagen later, na heel wat omzwervingen, een tussenstop maken in Orléans. Het kamp van Orléans was niet ingericht om deze mensen op te vangen en de omstandigheden in het kamp waren dan ook erbarmelijk. De weggevoerden verbleven er enkele dagen en vertrokken dan opnieuw naar het zuiden van Frankrijk waar de gevangen worden overgedragen aan het Franse leger in het Camp d’Argelès nabij Perpignan. Tijdens de reis worden de waardevolle spullen van de geïnterneerden ingezameld zonder hen een ontvangstbewijs te geven of een lijst op te stellen. De totale waarde van de in beslag genomen goederen werd geschat op 2 miljoen Belgische Frank.
Meer details betreffende de uittocht van de administratief geïnterneerden van Brabant naar Frankrijk worden vermeld op de webpagina van het XXI/GVCE.
Administratief geïnterneerden/Antwerpen
Een 2.000-tal administratief geïnterneerde buitenlanders, die vanaf 10 mei in de Adjudant Macheleinkazerne (kazerne 9-10) samengebracht werden, stappen op 12 mei op in twee klaar staande treinen in het Centraal station. De twee treinen zouden initieel de Staf en het IIde Bataljon van het 56ste Linieregiment (56Li) naar hun oorlogskantonnement in Zomergem brengen maar die opdracht wordt ter plekke gewijzigd. Het 56Li krijgt het bevel om de geïnterneerden onmiddellijk naar Zuid-Frankrijk te escorteren. De eerste trein vertrekt om 15u00, de tweede een half uur later. Deze trein stopte even in Mechelen, waar nog een zestigtal Belgische en buitenlandse verdachten instapten. Het transport komt op 17 mei aan in het station van Elne, iets ten zuiden van Perpignan. Het 56Li en de geïnterneerden verplaatsen zich vervolgens naar het Camp de Saint-Cyprien. Dit kamp van houten barakken en tenten werd in februari 1939 gebouwd door de Franse overheid voor het opvangen van gevluchte republikeinse troepen van de Spaanse burgeroorlog. De meegereisde geïnterneerden worden hier overgeleverd aan de Fransen.
Administratief geïnterneerden/Henegouwen
Kapitein-commandant Petudzy, bataljonscommandant van III/3HuT, heeft inmiddels het bevel ontvangen om alle geïnterneerde buitenlanders, een 4.000 tal personen, over te brengen naar Frankrijk. Meerdere detachementen worden gevormd om telkens een trein met geïnterneerden te escorteren. In het totaal moet een tiental transporten ingericht worden die zullen geëscorteerd worden door detachementen van III/3HuT.
Administratief geïnterneerden/West-Vlaanderen
Een konvooi van vijf autobussen verlaat de Kazerne Rademakers te Brugge richting Frankrijk met niet nader gekende bestemming (TBC). Hoewel in West-Vlaanderen praktisch geen nieuwe arrestaties te noteren vallen komen er steeds meer administratief geïnterneerden en gearresteerde Belgen verdacht van spionage uit de rest van het land toe in Brugge.
Administratief geïnterneerden/Antwerpen
Luitenant Jules Van Duppen pelotonscommandant bij de 5Cie van het 56Li superviseert een treinstel met geïnterneerden dat via Tourcoing zal doorrijden naar Montauban. Hier worden de wagons met de gevangenen afgesplitst en doorgestuurd naar het Franse interneringskamp te Sainte-Livrade-sur-Lot [3].
Alle havensleepboten uit de Antwerpse dokken worden geëvacueerd naar de kust om niet in Duitse handen te vallen. De staf van de 2de Militaire Circonscriptie organiseert de aftocht van de ongeveer 35 slepers uit de haven via de Schelde naar Oostende. De s/s Svava en de s/s Gorm worden samen met dit konvooi naar Oostende gebracht door hun bemanning onder bewaking van het Marinekorps. Tijdens de overtocht loopt de s/s Gorm ter hoogte van Zeebrugge op en mijn en zinkt. Bij hun aankomst in Oostende worden de Deense bemanningsleden gearresteerd en via Brugge overgebracht naar het interneringskamp in de Citadel van Doornik waar ze op 14 mei om 11u30 toekomen en om 17u00 al op transport naar Frankrijk gezet worden [4].
Bestuur van de Veiligheid van de Staat
De dienst CIPAC stuurt Joseph Freund naar de Oostkantons. Deze in 1938 gerekruteerde vluchteling uit Duitsland moet, voorzien van valse papieren, door de frontlijn glippen met als opdracht contact te maken met de radio-operatoren te Gemmenich en te Spa. Deze missie zal mislukken en Freund zal in juli 1940 door de Duitsers opgepakt worden.
Administratief geïnterneerden/Henegouwen
Luitenant Franssen van III/3HuT wordt nog tijdens de vooravond aangeduid als detachementscommandant van een escorte die een trein met geïnterneerden naar Tourcoing moet brengen. De treinen met geïnterneerden kregen de bijnaam “Spooktreinen (ook wel Trains Fantômes)” en bestonden uit gesloten goederenwagons waar tot 50 geïnterneerden werden opeengepakt. Hoe verder de Spooktreinen in Frankrijk geraakten hoe vijandiger de stemming onder de bevolking voelbaar was onder meer omdat op de wagons in witte letters de tekst “Parachutistes, Espions, 5e Colonne” was gekalkt. Het treinstel met de in ons land opgepakte buitenlandse inwoners vertrekt rond 17u00 uit Doornik en stopt een eerste keer te Tourcoing. In Tourcoing worden de gevangenen uitgeleverd aan de Fransen die de spooktreinen met hun Belgische begeleiders laten doorrijden naar het zuiden van Frankrijk. Lt Franssen wordt vanuit Tourcoing via L’Isle-Jourdain en Toulouse doorgestuurd naar het Camp du Vernet nabij Pamiers (TBC). In het kamp van Le Vernet werden vooral reserveofficieren van het Duitse en het Oostenrijkse leger (al dan niet van Joodse afkomst) ondergebracht. Enkele van de geïnterneerden hadden tijdens WOI aan Duitse zijde meegestreden.
Administratief geïnterneerden/West-Vlaanderen
- Tussen 10 mei en 15 mei zijn ook in de Brugse gevangenis ‘t Pandreitje 79 verdachte personen opgesloten. Onder hen bevinden zich niet alleen de leiders van het Verdinaso, Joris van Severen, en van Rex, Léon Degrelle, maar ook 19 andere personen waarvan lang na WO2 zal aangetoond kunnen worden dat zij inderdaad voor de Duitsers werkten. Op 15 mei worden alle arrestanten in in drie autobussen via Oostende naar Duinkerke gereden, waar Degrelle uit de groep gehaald wordt. De bedoeling is om de overige personen naar het zuiden van Frankrijk over te brengen.
- Te Ruiselede voert Luitenant van de reserve J. Mortier het bevel over een interneringkamp gevestigd in de “Staatsweldadigheidsschool” [5]. In het interneringskamp van Ruiselede bevinden zich een 450-tal geïnterneerde buitenlanders die op 11, 12 en 13 mei van de strafinstelling van Merksplas naar Ruiselede werden overgebracht [6]. Onder de geïnterneerden een groot aantal Duitse joden die het nazi-regime nog voor de start van de oorlog ontvlucht zijn en die in België onderdak hadden gevonden [7]. Lt Mortier wordt door Herman Bekaert, adjunct-hoofd van de Staatsveiligheid, telefonisch op de hoogte gebracht van de beslissing van de Minister van Justitie en krijgt het bevel de geïnterneerden per spoor naar Frankrijk over te brengen. De stad Tourcoing wordt als bestemming doorgegeven, hier zou de de bewaking van de geïnterneerden aan de Franse overheden overdragen worden. Luitenant Bauwens, pelotonscommandant bij de 2Cie van het Iste Bataljon GVCE (2/I/GVCE), wordt met zijn peloton door de Provinciecommandant van West-Vlaanderen ter beschikking gesteld van Lt Mortier. Lt Bauwens krijgt de opdracht met zijn peloton de geïnterneerden tijdens het transport te bewaken. Omdat er geen vrachtwagens ter beschikking zijn moet de verplaatsing van Ruiselede naar het station van Beernem, op zes kilometer van de Staatsweldadigheidsschool, te voet afgelegd worden. In het station van Beernem staat een trein klaar om de geïnterneerden naar Brugge te brengen. Het bewakingspersoneel van de Staatsweldadigheidsschool, de strafinstelling van Merksplas en het peloton van Lt Bauwens escorteren de colonne te voet. Om te beletten dat er mensen zouden ontsnappen wordt de geïnterneerden verteld dat het escorte het bevel heeft gekregen om iedereen neer te schieten die probeert te vluchten. Het hele contingent wordt op de 22 goederenwagons van de speciaal voor deze opdracht voorziene trein gezet. De directeur van de strafinstelling van Merksplas, Dhr Van Waerebeke, samen met 46 bedienden en bewakers van beide detentieinstellingen en hun 128 familieleden vergezellen het transport. Ook zij nemen plaats in een goederenwagon. Het konvooi zet zich om 09u10 uur in beweging en stopt wat later in Brugge om een contingent van 84 buitenlandse vrouwen uit het interneringscentrum van de vrouwengevangenis in Sint-Andries-Brugge aan boord te nemen.
Administratief geïnterneerden/West-Vlaanderen
Lt Bauwens vertrekt samen met Lt Mortier vanuit Brugge naar Frankrijk. Nog twee andere treinen worden naar Frankrijk doorgestuurd en kunnen Zuid-Frankrijk bereiken. Treinen die later vertrokken worden opgehouden aan de Franse grens en komen in België vast te zitten. De trein van Lt Bauwens vordert bijzonder langzaam waardoor de Franse grens pas na valavond bereikt wordt. De trein stopt ’s nachts niet in Tourcoing, maar in Roubaix. In Roubaix laat de prefect van het Département du Nord Lt Bauwens weten dat de Fransen de bewaking niet zullen overnemen en dat hij met zijn peloton zelf voor de bewaking moet blijven instaan. Vervolgens gaat de tocht verder naar Arras, waar de levensmiddelen voor de geïnterneerden zich zouden moeten bevinden. De trein stopt echter niet in Arras en de reis wordt voortgezet zonder de levensmiddelen op te laden. Lt Bauwens probeert in de volgende stations aan rantsoenen te geraken maar de Fransen weigeren iets aan de geïnterneerden te geven. De houding van de Fransen tegenover de geïnterneerden was ronduit vijandig, ze worden beschouwd als spionnen en collaborateurs. Het Franse leger wou wel levensmiddelen afstaan, maar dan alleen voor de begeleiders. Het konvooi trekt verder zuidwaarts zonder dat de geïnterneerden iets hebben kunnen eten. De Belgische autoriteiten hadden bij vertrek niets voorzien en de Fransen weigeren om proviand af te staan. Wanneer de trein om 18u00 toekomt in het station van Le Mans, bijna zestig uur na vertrek uit Ruiselede, wordt vlees en brood uitgedeeld aan de geïnterneerden. Enkele uren later stopte de trein in La Flèche, in het departement van de Sarthe. Iets voor middernacht laat de onderprefect van Sarthe de 84 vrouwen die in Brugge waren opgestapt, en die aan boord van het konvooi werden gescheiden van de mannen, uitstappen. Ze worden samen met de kinderen naar het Camp de Gurs nabij Pau overgebracht. De trein verlaat La Flèche en rijdt in één stuk door tot Tours waar opnieuw halt wordt gehouden. Daarna gaat het verder richting Bergerac, waar de trein op maandag 20 mei bij het krieken van de dag stopt. De Franse Plaatscommandant van Bergerac verwachtte een konvooi van vijfhonderd Duitse krijgsgevangenen die hij wilde inzetten bij de aanleg van een vliegveld. Ondanks het feit dat het contingent niet voldeed aan die omschrijving laat hij de treinreizigers toch door gendarmes en koloniale soldaten naar het bouwterrein overbrengen. De Franse autoriteiten stellen twee barakkenkampen ter beschikking om de geïnterneerden in onder te brengen. In de kampen worden ze bewaakt door het gevangenispersoneel, de Belgische soldaten die het konvooi hadden begeleid, en een aantal Franse soldaten. Het peloton van Lt Bauwens zal tot 25 mei de bewakingsopdracht in Bergerac uitvoeren. Op de vijfde dag van hun verblijf in Bergerac wordt er eindelijk over het lot van de gevangenen beslist. De onderprefect van Bergerac laat weten dat de Franse ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken samen met het Belgische ministerie van Justitie hebben beslist dat de ene helft van de geïnterneerden naar gevangenis van Pau zal worden overgebracht en de andere helft naar de gevangenis van Angoulême. De geïnterneerden worden in twee groepen van elk 218 mensen verdeeld. De konvooien vertrekken de volgende ochtend uit Bergerac. De gevangen worden op 7 juni overgedragen zijn aan de Franse autoriteiten.

Station van Lottinghen (huidige naam van de locatie) op de lijn van Saint-Omer naar Boulogne waar de trein van III/3HuT halt hield tijdens de nacht van 20 op 21 mei
Administratief geïnterneerden/Henegouwen
Wanneer op 16 mei beslist wordt om de K.W. Stelling te verlaten en zich terug te plooien naar een nieuwe verdedigingslinie die loopt van het Kanaal Gent-Terneuzen over het Bruggenhoofd Gent tot Oudenaarde moet de stad Doornik ontruimd worden. In de citadel van Doornik bevinden zich nog een 70-tal administratief geïnterneerden die bewaakt worden door het III/3HuT. Het III/3HuT verlaat Doornik en marcheert naar Rollegem in West-Vlaanderen. De geïnterneerden worden door het bataljon meegenomen. De dag erop wordt doorgemarcheerd naar Menen waar het IIIde Bataljon van Cdt Petudzy van de Plaatscommandant het bevel krijgt om zich naar Zuid-Frankrijk te begeven. Het bataljon vertrekt op 19 mei om 05u00 per spoor naar Frankrijk. Op dat ogenblik is de 11Cie nog steeds verantwoordelijk voor de 70 geïnterneerden die verplicht worden de reis met het bataljon te ondernemen. Wanneer de trein Saint-Omer bereikt wordt de eindbestemming van het transport bepaald, de trein zal via Rouen worden doorgestuurd naar Saumur. In Saint-Omer moet gewacht worden tot een rijpad wordt vrijgemaakt. De nacht van 19 op 20 mei wordt in de trein te Saint-Omer doorgebracht. Pas om 13u00 wordt de treinreis vanuit St-Omer voortgezet richting Boulogne. Tegen de avond wordt Lottinghen [8] bereikt waar opnieuw in de trein overnacht wordt. Via Lottinghen gaat het verder richting Boulogne om in Desvres (departement Pas-de-Calais) halt te houden. In Desvres verneemt de bataljonscommandant dat de reisweg naar het zuiden door de Duitsers is afgesneden. Hierop neemt hij de beslissing de trein te verlaten en een poging te ondernemen te voet via Boulogne en Calais naar België terug te keren. In Boulogne krijgt Cdt Petudzy te horen dat hij zijn bataljon moet verzamelen te Ambleteuse, een kustdorp langs de Noordzee. In het Camp d’Ambleteuse, een Frans interneringskamp, worden de Belgische gevangenen die zich nog bij de 11Cie bevinden achtergelaten.
Bestuur van de Veiligheid van de Staat
Terwijl het Groot Hoofdkwartier in ons land zal blijven om het veldleger te leiden, vertrekt het Ministerie van Landsverdediging samen met het grootste gedeelte van de diensten van het achtergebied naar Frankrijk. Ook de meeste Ministers en parlementsleden vertrekken naar het zuiden om uit de handen van de bezetter te blijven. Auditeur-generaal Walter Ganshof van der Meersch volgt het Ministerie van Landsverdediging, samen met het Bestuur van de Veiligheid van de Staat. De diensten zullen zich uiteindelijk in Poitiers installeren. Administrateur-generaal Robert de Foy blijft evenwel in ons land.
Administratief geïnterneerden/West-Vlaanderen
Op 18 mei komt te Oostende een treinstel aan met verdachte personen uit het binnenland en met ‘gevangengenomen valschermspringers’ (meestal ging het om vliegtuigenbemanningen die zich met hun parachute wisten te redden nadat hun vliegtuig getroffen werd door de luchtafweer). Een poging om hen over het kanaal te brengen mislukt door gebrek aan een geschikt schip. Enkele tientallen personen kunnen wel ingescheept worden, maar de rest wordt opgesloten in de gebouwen van het station van Oostende.
Administratief geïnterneerden/West-Vlaanderen
- Aan het eind van de namiddag vertrekt van uit Oostende een trein met ongeveer 250 verdachte Belgen, Duitsers, Oostenrijkers en Nederlanders. De trein zal via Torhout naar Veurne rijden om uiteindelijk op 22 mei vast te komen zitten te Nieuwpoort. De arrestanten worden vervolgens opgesloten in het Kamp van Lombardsijde.
- Op dezelfde dag zijn de drie autobussen met de 79 arrestanten uit Brugge aangekomen te Abbeville. Bij gebrek aan plaats in de lokale gevangenis worden deze personen opgesloten in de kelder onder de muziekkiosk in het park van de stad. De gevangen worden ook overgedragen aan de Franse Capitaine Marcel Dingeon, bevelhebber van de 5de Compagnie van het 28eme Régiment Régional de Garde.
Administratief geïnterneerden/West-Vlaanderen
Wanneer te Abbeville paniek ontstaat over het nieuws dat de Duitse pantsertroepen de Atlantische kust bereikt hebben, besluit Capitaine Marcel Dingeon om de Belgische gevangenen te executeren. Van de 79 personen worden er 21 neergeschoten vooraleer een einde aan de terechtstellingen wordt gesteld.
De Veiligheid van de Staat komt aan te Poitiers en installeert zich in het stadhuis.
De Veiligheid van de Staat bezorgt op 29 en 30 mei aan de Franse Direction Générale de la Sûreté Nationale twee lijsten met namen van verdachte personen waarvan vermoed wordt dat ze in Frankrijk ondergedoken zijn.
Nog tijdens de Achttiendaagse Veldtocht start de Duitse militaire inlichtingendienst, de Abwehr, met een onderzoek naar de Belgische arrestaties. De Duitsers willen in eerste instantie hun eigen geheime agenten uit de handen van de geallieerden houden. In nauwe samenwerking met het VNV, maakt de bezetter echter ook de repatriatie mogelijk van talrijke Vlaams-nationalisten die naar Frankrijk werden gedeporteerd. Een eerste konvooi met personen die opgesloten werden in het interneringskamp van Saint-Cyprien komt aan in de hoofdstad op 10 juli.

Teruggekeerde arrestanten op 10 juli 1940 aan het Brusselse Noordstation.
Bij de capitulatie van het leger in België bevindt de chef van de CIPAC, Kapitein-commandant René Dufrasne, zich nog op het grondgebied. De bezetter is blijkbaar niet op de hoogte van zijn werkelijke rol en laat hem dan ook met rust. Dufrasne gaat aan de slag op de staf van de Rijkswacht waar hij samen met Luitenant Marcel Van Caester al snel begint met het verzamelen van inlichtingen over de vijand. De top van het Vlaams Nationaal Verbond (VNV) heeft het echter op de officier gemunt en stuurt verscheidene vertrouwelijke rapporten ten laste van Dufrasne naar het Duitse militaire bestuur. Aan het eind van 1940 wordt het tweetal Dufrasne en Van Caester gerekruteerd door de inlichtingendienst Zéro, maar nog geen jaar later worden de beide rijkswachters opgepakt nadat een clandestiene zender ontdekt was bij een ambtenaar van de Regie voor Telegraaf en Telefoon. René Dufrasne wordt geëxecuteerd in het concentratiekamp van Sachsenhausen.
Voor sommige militairen die de treinen met geïnterneerde buitenlanders van vijandige naties begeleidden krijgt het verhaal nog een staartje. De omstandigheden waarin de gevangenen moesten leven tijdens hun tocht naar Frankrijk was bijzonder hard door de gebrekkige organisatie van de uittocht. De hermetisch afgesloten wagons waren overbevolkt en de hygiëne was beneden alle peil. De gevangenen zaten vaak heel lang zonder eten of drinken opgesloten. De geïnterneerden wisten niet wat hen te wachten stond en enkele begeleidende soldaten vonden het nodig om hen te beledigen, te mishandelen en af te persen. De luitenants de Marchi en Lavallée zouden achteraf bevestigen dat ze het misplaatste gedrag van sommige manschappen niet hadden opgemerkt. Dit alles leidde tot een onderzoek van een Duits militair gerechtshof tijdens de bezetting. Naar aanleiding van dit onderzoek worden Belgische militairen en rijkswachters betrokken bij de transporten van de geïnterneerden gearresteerd, berecht en gevangen gezet in Duitse gevangenissen tot aan de bevrijding [9]. Op 10 en 11 februari 1941 vindt het proces-Collette plaats voor de Duitse krijgsraad van de OFK 672. Samen met de luitenant staan elf van zijn voormalige militairen en een spoorwegarbeider terecht op beschuldiging van slagen en verwondingen met de dood tot gevolg (fortgesetzter Körperverletzung mit Todesfolge). Luitenant Collette krijgt elf jaar, de onderofficieren Mommens en Bastiaens respectievelijk acht en elfenhalf jaar. Voor de andere militairen zijn er vrijheidsstraffen tot acht jaar. De zwaarste straf is weggelegd voor Soldaat Joseph Joly die beschuldigd werd iemand te hebben neergeschoten. De Duitse krijgsraad acht hem schuldig aan doodslag en bestraft hem met dertien jaar tuchthuis. Op 23 juli 1941 is het de beurt aan luitenant Dubois en twintig van zijn manschappen. Als verantwoordelijke krijgt Dubois vijftien jaar tuchthuis. Zijn ondergeschikten lopen tuchthuisstraffen op die variëren tussen één en zevenenhalf jaar. De processen tegen Collette, Dubois en hun manschappen zijn de eerste voorbeelden in bezet België en Noord-Frankrijk van rechtszaken waarbij de Duitse overwinnaar recht spreekt over Belgen die deeluitmaakten van het overwonnen Belgische leger.
Geen slachtoffers gekend.
- Na WO2 zal Kolonel SBH Victor Neefs verklaren dat tussen de mobilisatie van 1939 en de het moment van integratie van de veiligheidsdiensten de 2de Afdeling van Generale Staf van het Leger direct bijgedragen had tot de arrestatie van 43 buitenlandse spionnen.
- Interview met Robert de Foy in weekblad Pourquoi Pas? van 24 maart 1939. [On Line beschikbaar]: https://www.belgicaperiodicals.be/pageview.php?adv=1&all_q=&any_q=&exact_q=robert%20de%20foy&none_q=&from_d=1939&to_d=&per_lang=&per=&sig=B%20457&lang=EN&per_type=1 [Laatst geraadpleegd op 26 augustus 2022].
- Achtergrondinformatie bij enkele administratief geïnterneerden die door België naar het werkkamp van Sainte-Livrade-sur-Lot zijn afgevoerd in de publicatie “Parcours de vie de déportés: les archives comme matériaux” van Alexandre Doulut et Sandrine Labeau in het tijdschrift “Le Genre humain” 2012/1(N° 52), pages 97 à 120. Éditions Le Seuil [PDF document On Line beschikbaar] https://www.cairn.info/load_pdf.php?ID_ARTICLE=LGH_052_0097&download=1 [Laatst geraadpleegd 2 april 2023].
- In december 1945 wordt op vraag van het Ministerie van Defensie aan Luitenant-generaal Fromont gevraagd om in de archieven op zoek te gaan naar wat gebeurde met de Deense bemanning van de Svava en de Gorm. De vraag naar informatie gaat uit van de “Service de liquidation des anciens marchés“. Briefwisseling terzake bevindt zich in het dossier van de 1ste Groepering Hulptroepen bij de Sectie Classified Archives, Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid, Ministerie van Defensie, Ministerie van Landsverdediging. Het feit dat de brief geklasseerd is bij het dossier van de 1ste Groepering Hulptroepen zou er kunnen op wijzen dat de Denen getransporteerd werden met de trein begeleid door Lt Franssen van III/3HuT/1GpgHuT. Het valt op dat de documenten waar in 1945 naar gezocht werd in de archieven zich daar nu niet meer bevinden. Ook het resultaat van het onderzoek is tot op heden nergens meer te traceren. Nog is de zaak niet afgerond, er volgt nog een rechtszaak tegen de Belgische staat met de eis tot schadevergoeding voor de in beslag genomen schepen. De Belgische staat heeft een schadevergoeding moeten betalen. Rechtskundig Weekblad, 20 februari 1966, 29e jaargang, nr 25. [On Line beschikbaar]: https://rw.be/archief/2925/pdf [Laatst geraadpleegd 14 januari 2020]. Juridische afwikkeling van de door de Belgische staat geconfisqueerde schepen Svava, Gorm en Sigurds Faulbaums.
- Achtergrond bij de Staatsweldadigheidsschool te Ruiselede, een instelling waar door Justitie geplaatste kinderen werden opgevangen. [On Line beschikbaar]: https://libstore.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/862/715/RUG01-002862715_2020_0001_AC.pdf [Laatst geraadpleegd 2 april 2023].
- Getypt verslag opgesteld in het Nederlands op 3 juni 1945 door Lt Res Mortier bevelhebber van het interneringskamp van Ruiselede en voor de oorlog directeur van de Staatsweldadigheidsschool (TBC) van Ruiselede. Het verslag bevindt zich bij Sectie Classified Archives, Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid, Ministerie van Defensie. Het één pagina tellend verslag legt wel de link tussen het peloton van Lt Bauwens van 2/I/GVCE en het konvooi van de geïnterneerden van Ruiselede beschreven in het naslagwerk “Gewillig België”.
- Achtergrondinformatie betreffende “administratief geïnterneerde buitenlanders van vijandige naties” kan gevonden worden in document van het SOMA “Gewillig België” p. 167. [On Line beschikbaar]: http://www.senate.be/event/20070213-jews/doc/eindverslag.pdf [Laatst geraadpleegd op 2 april 2023].
- Achtergrondinformatie bij de treinlijn van Saint-Omer naar Boulogne en het station van Lottinghen [On Line beschikbaar]: https://fr.wikipedia.org/wiki/Gare_de_Lottinghen [Laatst geraadpleegd op 2 juni 2023].
- Dimitri Roden, ‘In naam van het Duitse volk!’, Het Duitse krijgsgerecht en de openbare orde in bezet
België (1940-1944), 2014. Proefschrift voorgedragen tot het behalen van de graad van doctor in de geschiedenis – doctor in de sociale en militaire wetenschappen. [On Line beschikbaar]: https://core.ac.uk/download/pdf/74615155.pdf [Laatst geraadpleegd op 2 april 2023]. - Verhoeyen, E., 2009, De Abwehr en ‘de verdachten van mei 1940’. ‘Wetenschappelijke Tijdingen’ LXVIII (4): 302-316.
- Cools, M., Classified. Honderd jaar Belgische Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. Antwerpen: Gompel & Svacina.
- Sebrechts, F., 2014, De weggevoerden van mei 1940. Antwerpen: De Bezige Bij
- Lasoen, K. 2020, Geheim België. Tielt: Lannoo.
- Slagorde Groot Hoofdkwartier, Sectie Classified Archives, Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid, Ministerie van Defensie.