Op 10 mei 1940 bestond deze eenheid nog niet.
De militaire planners gingen ervan uit dat bij de komende oorlogshandelingen er ook strijdvaardige militairen van hun eenheid afgezonderd zouden geraken. De taak om die militairen te onderscheppen en zo snel mogelijk terug in te zetten was in de eerste plaats toevertrouwd aan de eenheden zelf. Daarnaast zou aan elke divisie en aan elk legerkorps een provoostdienst bestaande uit Rijkswachters toegewezen worden die op enige afstand van de frontlinie controlepunten en verzamelplaatsen dienden te organiseren. Nog verder van het front, maar nog steeds binnen het operatiegebied van het veldleger, hadden de Territoriale Dienst van de Legerzone en de Grootprovoostdienst een zelfde opdracht. Deze zouden aangestuurd worden door de 4de Afdeling van het Groot Hoofdkwartier (Directie van de Diensten van het Achtergebied). In het achtergebied zou de Territoriale Rijkswacht opereren.
Reeds van bij de start van de Duitse aanval wordt de krijgsmacht geconfronteerd met ronddolende militairen. Ten eerste zal een deel van de verlofgangers van de eenheden in het oosten van het land er niet in slagen om terug te keren. Daarnaast zijn er ook de militairen die de weg kwijt raken tijdens de talrijke verplaatsingen als tegenreactie op de aanval. Tenslotte zijn er ook deserteurs die wegvluchten van de vijand.
Het Groot Hoofdkwartier beveelt aan de Territoriale Dienst van de Legerzone (STZA) om een cordon in te stellen op een lijn die vertrekt vanaf het noordpunt van het Kanaal van Willebroek tot in Vilvoorde en vervolgens verder leidt naar Woluwe, Oudergem en Bosvoorde. Aan de bruggen over het kanaal en op de toegangswegen naar de hoofdstad moet de provoostdienst van de STZA controleposten inrichten, aangevuld met personeel van de Brabantse Wachters van Verkeerswegen en Inrichtingen (GVCE). Elke controlepost zal bestaan uit telkens drie Rijkswachters en drie militairen van de GVCE.
Aan deze controleposten mogen alleen militairen passeren die behoren tot de legerkorpsen uit het noordoosten van het land om afgeleid te worden naar de volgende verzamelpunten:
- 3de Infanteriedivisie: Groot Bijgaarden
- 4de Infanteriedivisie: Grimbergen
- 7de Infanteriedivisie: Vilvoorde
- Cavaleriekorps: Meisse
- Korpstroepen Iste Legerkorps: Strombeek-Bever
- Wachters van Verkeerswegen en Inrichtingen: nog te bepalen door de STZA
De Territoriale Dienst van de Legerzone (STZA) heeft bijkomende middelen en manschappen nodig om het cordon naar behoren te kunnen bemannen. Majoor Vandaele van de Directie van de Diensten van het Achtergebied telefoneert om 13u30 via de Rijkswacht te Etterbeek naar Luitenant-kolonel Daelemans van de Grootprovoostdienst met de vraag om alle beschikbare manschappen door te sturen naar de STZA.
Het cordon langsheen het Kanaal van Willebroek wordt kort na het middaguur verlengd langsheen de Rupel en de Schelde tot in Temse om vervolgens via Sint-Niklaas tot aan de Belgisch-Nederlandse grens te De Klinge te lopen. Dit cordon blijft de verantwoordelijkheid van de STZA. Ten oosten van deze lijn moet elk legerkorps en elke divisie zijn eigen cordon behouden, zodat in principe een driedubbel opvangnet functioneert over de ganse lengte van de Belgische legerzone.
De staf van het IIIde Legerkorps die aangekomen is te Vilvoorde wordt belast met de uitbreiding van de opvangregeling voor militairen die bij de aftocht naar de K.W. Stelling van hun eenheid afgezonderd zijn. De korpsstaf bevestigt de op 14 mei door het GHK aangeduide locaties voor de verzameling van deze militairen:
- 1ste Infanteriedivisie: Nieuwenrode
- 2de Infanteriedivisie: Weerde
- 3de Infanteriedivisie: Groot-Bijgaarden
- 4de Infanteriedivisie: Vilvoorde en Grimbergen
- 6de Infanteriedivisie: Wolvertem
- 7de Infanteriedivisie: Vilvoorde en Grimbergen
- Grenswielrijders: Wemmel
- 1ste Regiment Karabiniers-Wielrijders, 2de Regiment Gidsen, 1ste Regiment Jagers-te-Paard: Meisse
- 3de Regiment Karabiniers-Wielrijders, 1ste Regiment Gidsen, 2de Regiment Jagers-te-Paard, 2de Regiment Lansiers: Brussegem
- Korpstroepen Iste Legerkorps: Strombeek-Bever
- Korpstroepen IIIde Legerkorps: Relegem
- Alle elementen van het transportkorps: Merchtem
Luitenant-generaal de Krahe van het III/LK duidt een kantonnementscommandant aan voor elk van deze locaties. Dezen kunnen elk beschikken over een secretaris, een aantal estafetten per fiets of motorfiets, en een ordedetachement bestaande uit een keuronderofficier van de Rijkswacht, zes Rijkswachters per fiets en een minimum van veertien gewapende militairen. Taak van deze opvangcentra bestaat er in om verdwaalde militairen op te vangen, en dezen na een maaltijd en verzorging onder begeleiding in groepjes terug te sturen naar hun grote eenheid. Het 4de Territoriaal Intendancekorps wordt verantwoordelijk voor de levering aan voeding en materieel. In alle kantonnementen moeten de cafés gesloten blijven met uitzondering van een korte periode tussen 18u00 en 21u30. De provoostdienst van het III/LK zal de algemene ordehandhaving verzekeren.
Het Groot Hoofdkwartier vraagt aan Generaal-majoor Georges Clément, Commandant Infanterie van de 16de Infanteriedivisie, om te starten met de oprichting van een nieuw organisme dat op niveau van het leger alle verdwaalde militairen moet opvangen en opnieuw inzetbaar maken. Deze formatie zal aangeduid worden met de benaming Hergroeperingscentrum voor Afgezonderden van het Leger (Centre de Regroupement des Isolées de l’Armée oftewel CRIA). In een eerste fase zullen een aantal opvangcentra georganiseerd worden op de westelijke oever van de Dender tussen de steden Aalst en Dendermonde. Clément moet zich aanbieden bij Luitenant-generaal Joseph de Krahe, bevelhebber van het IIIde Legerkorps en van de 3de Militaire Circonscriptie, die deze opdracht op 14 en 15 mei leidde van uit zijn hoofdkwartier in het stadhuis van Vilvoorde. Hij zal hier de stafofficieren van de 3de Militaire Circonscriptie overnemen voor deze nieuwe taak.
Met het schriftelijk bevel 136/36 stipuleert het Groot Hoofdkwartier dat Generaal-majoor Clément de tijdelijk niet-inzetbare militairen moet doorsturen naar de regio Brugge met transportmiddelen die door de Directie van de Diensten van het Achtergebied zullen geleverd worden. Deze niet-inzetbare troepen zullen vervolgens gereorganiseerd worden in eenheden waarvan de toekomstige inzet door het GHK zal bepaald worden. Luitenant-generaal de Krahe van het III/LK ontvangt een kopie van dit order.
Op 16 mei komt onverwachts het bevel van het geallieerd opperbevel (Franse generaal Bilotte) om verder westwaarts te trekken. Zonder dat men de K.W. Stelling ten volle verdedigd heeft, moet deze worden prijsgegeven. Het Duitse leger wist immers in het zuiden een doorbraak te forceren in de streek van Sedan, terwijl in het noorden Nederland zich heeft overgegeven. Het veldleger zal aan het eind van de dag de K.W. Stelling ontruimen en zich terugplooien op de lijn Terneuzen-Gent-Oudenaarde. De aftocht zal in drie nachtelijke etappes afgelegd worden waarbij men aan het Kanaal van Willebroek en aan de Dender en de Schelde telkens een vertragingsmanoeuvre zal uitvoeren zodat de terugtocht kan plaatsvinden op een zo veilig mogelijke manier.
De Territoriale Dienst van de Legerzone (STZA) krijgt het bevel van de Directie van de Diensten van het Achtergebied om het cordon op niveau leger in te richten langsheen het Afleidingskanaal van de Leie nabij Maldegem tot aan de Leie ter hoogte van Kortrijk. Deze beide waterlopen vormen vanaf nu de nieuwe scheidingslijn tussen de zone van het veldleger en de zone van het achtergebied. De provoostdienst van de STZA zal opnieuw de nodige controleposten voorzien. Deze worden in drie detachementen gegroepeerd waarvan de commandoposten te Eeklo, Landegem en Olsene zullen ingericht worden.
Aan elk van de legerkorpsen en divisies wordt opgedragen om in de nabijheid van de nieuwe controlelijn van de STZA ook nieuwe verzamelcentra te organiseren voor hun afgezonderde militairen:
- Astene: 2Div, 4Div, 5Div en korpstroepen VI/LK
- Bellem: 3Div en korpstroepen III/LK
- Diksmuide: 14Div
- Ieper: Hulptroepen
- Kaprijke: 6Div, 17Div en korpstroepen V/LK
- Landegem: 1Div, 16Div en korpstroepen I/LK
- Olsene: 8Div, 9Div, 10Div, 1DivChA, 2DivChA en korpstroepen VII/LK
- Oostende: 15Div
- Pervijse: 7Div
- Stekene: 1CavDiv en 2CavDiv
- Waarschoot: 11Div en korpstroepen II/LK
- Zomergem: 12Div en korpstroepen IV/LK
Intussen wordt Generaal-majoor Clément met het Hergroeperingscentrum voor Afgezonderden van het Leger naar Poperinge bevolen.
Afgezonderde militairen die op de nieuwe controlelijn tegengehouden worden, of onderschept worden binnen een afstand van 20Km west hiervan, zullen door de STZA afgeleid worden naar de bovenvermelde verzamelcentra van de legerkorpsen en divisies om van hieruit naar hun eenheid teruggebracht te worden. Wie nog verder van de legerzone opgepakt wordt, valt onder de bevoegdheid van het Hergroeperingscentrum voor Afgezonderden van het Leger. De intentie blijft om deze militairen te reorganiseren in nieuwe eenheden.
De verzamelcentra voor de 1CavDiv en de 2CavDiv worden verplaatst van Stekene naar Maldegem. De 1DivChA moet zijn verzamelcentrum overbrengen naar Astene. De Lichte Regimenten moeten een verzamelcentrum organiseren te Torhout, en de Grenswielrijders te Beveren.
Rond Poperinge geeft Generaal-majoor Clément vorm aan het Hergroeperingscentrum voor Afgezonderden van het Leger. De volgende kantonnementsplaatsen worden aangeduid:
- Militairen van de infanterie worden samengebracht in een reeks woningen langsheen de baan Poperinge-Elverdinge onder leiding van Kapitein-commandant Minet
- Militairen van de cavalerie, transportkorps en andere gemotoriseerde eenheden zullen ondergebracht worden te Loker onder leiding van de Luitenanten Desmet en Wuyts
- Verder zijn er kantonnementen te Reningelst (Kapitein-commandant Delooz), Sint-Jan-ter-Biezen (Luitenant Chantraine), Adinkerke (Kapitein-commandant de Fabribeckers), Westouter (Adjudant Vogelaere), Watou (Kapitein-commandant Cuignez), Abele en Proven (Majoor Anthoon)
Om aan de aandacht van de Luftwaffe te ontsnappen, moeten alle afgezonderde militairen in de aangeduide gebouwen blijven en mogen er geen burgers in de kantonnementen op straat komen. Alle militairen die nog over een fiets beschikken, moeten deze inleveren.
Te Duinkerke wordt eveneens een opvangcentrum voor Belgische militairen ingericht. Dit gebeurt in de Caserne Jean Bart onder leiding van Kolonel SBH Blancgarin, stafofficier bij de 1ste Militaire Circonscriptie. Deze eenheid krijgt de naam Terugdrijvingscentrum voor Belgische Militairen (Centre de Refoulement des Militaires Belges) en heeft als opdracht om de duizenden militairen die nabij Duinkerke vastzitten opnieuw op pad te zetten richting Etaples en Abbeville. Dit betreft de militairen die op georganiseerde wijze onderweg waren naar Zuid-Frankrijk maar door de bombardementen op de spoor- en weginfrastructuur geblokkeerd geraakt zijn.
In de nacht van 20 op 21 mei bereiken de Duitsers Noyelle-sur-Mer aan de monding van de Somme. Dit betekent dat alle Belgische militairen die nog onderweg waren naar Zuid-Frankrijk nu definitief geblokkeerd zitten in het noorden. Daarnaast hebben de Franse autoriteiten op 20 mei besloten om de Belgisch-Franse grens te sluiten voor alle militairen van het Belgische leger.
Het Hergroeperingscentrum voor Afgezonderden van het Leger krijgt een tweede taak en moet nu ook het verkeer gaan regelen op de propvolle wegen in het zuiden van West-Vlaanderen. De routes Roeselare-Ieper-Poperinge-Cassel, Menen-Ieper, Kortrijk-Menen-Armentières, Kortrijk-Moeskroen-Rijsel, Doornik-Rijsel en Doornik-Orchies moeten bewaakt worden door detachementen van Generaal-majoor Clément die de opdracht krijgen om alle vluchtelingen te voet van de wegen te houden en om alle burgervoertuigen op een enkel rijvak te dwingen. Generaal-majoor Clément krijgt het IIde Bataljon en XXIste Bataljon van de GVCE in versterking. Deze beide bataljons bevinden zich te Kortrijk en zullen doorgestuurd worden naar Poperinge.
Kolonel SBH Blancgarin van het Terugdrijvingscentrum voor Belgische Militairen brengt verslag uit bij de Directie van de Diensten van het Leger. Vooreerst heeft hij vastgesteld dat er op de spoorbundels rond Duinkerke maar liefst 19 Belgische treinstellen geblokkeerd zijn. Hij telt 3 medische evacuatietreinen, 10 treinen van het 1VOC en 2VOC, 3 treinstellen van het 1ste, 2de en 3de Legerdepot, 1 trein met uniformstoffen van de Uitrustingsdienst, en 2 treinstellen van de Dienst Transportbegeleiding van het Ministerie van Landsverdediging. Daarnaast meldt hij ook dat er in de wijde omgeving talrijke groepjes militairen op zoek zijn naar hun eenheid, Tenslotte schat hij dat er te Duinkerke zo’n 3,500 jongeren van de Opvangcentra van de Rekruteringsreserve vertoeven. Daarvan zouden er 1,800 op 20 mei aan boord gegaan zijn van het Franse vrachtschip s/s Strasbourgeois en vertrokken zijn met onbekende bestemming. Nu de vijand de geallieerde legers de pas heeft afgesneden, heeft de originele opdracht van het centrum geen enkele zin meer. Kolonel SBH Blancgarin wordt dan ook belast met het terugbrengen van zoveel mogelijk van deze militairen naar ons land. Daarbij moet Blancgarin in eerste instantie vermijden dat al deze troepen te Duinkerke zouden samenscholen en een weerloze prooi worden voor de Duitse luchtmacht.
Na de Duitse doorstoot tot Abbeville aan de Atlantische kust zijn de geallieerde legers in Noord-Frankrijk en Vlaanderen geheel omsingeld. Het geallieerde oppercommando heeft op 21 mei tijdens de Conferentie van Ieper besloten om de Schelde-linie op te geven. Hierop bepaalt de Belgische legerleiding tijdens de ochtend van 22 mei dat onze strijdkrachten niet zoals afgesproken zullen terugtrekken naar de Ijzer, maar stand zullen houden langsheen de Leie en het Afleidingskanaal van de Leie. Deze terugtocht zal in twee fases gebeuren. Tijdens de nacht van 22 op 23 mei zal het zuidelijke front teruggebracht. Het Kanaal Gent-Terneuzen zal dan bezet blijven tot de nacht van 23 op 24 mei, in hoofdzaak om het belangrijke legerdepot van Eeklo te kunnen evacueren.
Het cordon langsheen het Afleidingskanaal van de Leie en de Leie zal behouden worden door de STZA tot 20u00 op 23 mei. Tegelijkertijd moet een nieuw cordon georganiseerd worden langsheen de spoorlijnen die Oostende, Torhout, Roeselare en Menen verbinden. Vluchtende burgers zullen deze nieuwe controlelijn niet meer mogen oversteken richting westen en moeten kordaat teruggestuurd worden naar het binnenland. Alle niet-inzetbare militairen die er onderschept worden, moeten onmiddellijk doorgestuurd worden naar het Verzamelcentrum te Poperinge. Voorts wordt alle burgerverkeer buiten de bebouwde kommen verboden.
Generaal-majoor Clément vraagt aan zijn kantonnementscommandanten om hun troepen nogmaals zorgvuldig te scheiden in inzetbare en niet-inzetbare militairen en militairen uit de eerste groep klaar te houden om opgehaald te worden door hun divisies. Voorts bevestigt hij dat het Verzamelcentrum geen eigen medische steun zal krijgen en zieken en gewonden naar Roeselare moeten afgevoerd worden.
In het Hergroeperingscentrum voor Afgezonderden van het Leger wordt gestart met de overgave van alle aanwezige afgezonderde militairen aan de eenheden van de Hulptroepen die zich eveneens naar Zuidwest Vlaanderen hebben teruggetrokken.
Om 20u00 meldt Generaal-majoor Clément aan de Directie van de Diensten van het Achtergebied dat het Hergroeperingscentrum voor Afgezonderden van het Leger leeggemaakt is en alle afgezonderde militairen nu doorgestuurd zijn naar de formaties van de Hulptroepen in de buurt. Om de Hulptroepen nog verder aan te vullen, zijn onder leiding van Clément een aantal controleposten te Ieper, Elverdinge, Woesten en Oostvleteren. Wie aan deze posten onderschept wordt, wordt afgeleid naar Stavele voor het 3de Regiment Hulptroepen, Proven voor het 1ste Regiment Hulptroepen of Poperinge voor het 9de Regiment Hulptroepen.
Generaal-majoor Clément maakt zich bezorgd over de zware luchtaanval op Poperinge waarbij onder meer Kolonel SBH Franckx, ex-bevelhebber van het 24ste Linieregiment, om het leven komt. Naast Franckx vallen nog een aantal doden en gewonden te betreuren. Het Hergroeperingscentrum voor Afgezonderden van het Leger zal verder blijven functioneren, maar wordt naar Reninge overgebracht.
Nu de operatiezone van het leger flink verkleind is, wijst de Directie van de Diensten van het Achtergebied een nieuwe reeks verzamelpunten aan voor de legerkorpsen en divisies:
- Bentille: 1CavDiv
- Knesselare: 11Div, 12Div, 13Div en korpstroepen II/LK
- Moorslede: 2CavDiv en korpstroepen I/LK
- Oedelem: 6Div, 17Div en korpstroepen V/LK
- Oostende: 15Div
- Oostkamp: 18Div
- Reninge: 7Div
- Roeselare: 1Div, 3Div, 1DivChA, 1LR en korpstroepen IV/LK
- Ruiselede: 2Div, 4Div, 5Div en korpstroepen VI/LK
- Staden: 14Div, 2LR en korpstroepen III/LK
- Tielt: 2DivChA
Ook nu blijft gelden dat wie nog inzetbaar is, onmiddellijk wordt teruggevoerd naar zijn legerkorps of divisie. Wie niet meer in staat is om deel te nemen aan het gevecht, moet naar Reninge.

Kolonel SBH Eyckmans, chef van de Directie van Diensten van het Achtergebied.
Nu de veilige doorgang naar het zuiden al een vijftal dagen geblokkeerd is door de Duitse doorstoot naar de kanaalkust in Noord-Frankrijk, is een nieuwe stroom op gang gekomen van afgezonderde militairen die Frankrijk in gevlucht waren maar nu opnieuw ons land willen bereiken. Het Hergroeperingscentrum voor Afgezonderden van het Leger wordt overspoeld en kan de toegekomen militairen niet meer van voldoende voedsel of drank voorzien. Er wordt om dringende hulp gevraagd bij de Directie van de Diensten van het Achtergebied. De steeds talrijker wordende luchtalarmen maken de taak van het centrum er niet eenvoudiger op. Bovendien moet Kapitein-Secretaris Proumen afgevoerd worden naar het veldlazeret te Klerken, terwijl Generaal-majoor Clément elk personeelslid bijzonder goed kan gebruiken.
Generaal-majoor Fromont (Onderstafchef van het Groot Hoofdkwartier) en Kolonel SBH Eyckmans (Directeur van de Diensten van het Achtergebied) bespreken de huidige aanpak van de afgezonderde militairen en besluiten om de verzamelcentra ingericht door de legerkorpsen en divisies af te schaffen. Enerzijds zijn de beide officieren bezorgd over het grote aantal verplaatsingen van en naar deze centra, en anderzijds wordt ook erkend dat gevluchte, inzetbare militairen te lang afwezig zijn van hun eenheid en alzo beloond worden met een rustpauze.
Kolonel SBH Eyckmans laat bevel 146/52 opstellen waarin hij de opdracht geeft aan Generaal-majoor Clément om drie verzamelcentra inrichten te Staden, Wingene en Stalhille. Deze centra moeten op 26 mei tegen 19u00 operationeel zijn In elk centrum zullen afgezonderde militairen opvangen worden zonder onderscheid van eenheid van herkomst. Bovendien worden de centra belast met het zo snel mogelijk herbewapenen van alle nog inzetbare militairen. Om dit te bereiken, zullen een aantal bataljons van de Wachters van Verkeerswegen en Inrichtingen (GVCE) ontwapend worden. De militairen zullen in groepjes begeleid worden naar de provoostdienst van hun legerkorps of divisie door het personeel van het Hergroeperingscentrum voor Afgezonderden van het Leger. Eyckmans bepaalt in hetzelfde bevel dat het cordon op niveau leger gevormd blijft door de spoorlijnen die Oostende, Torhout, Roeselare en Ieper verbinden. Alle afgezonderde militairen die deze lijn in een van beide richtingen willen kruisen, moeten overgebracht worden naar het dichtstbijzijnde verzamelcentrum. Bovendien moet Generaal-majoor Clément ook de patrouilles opvoeren in het gebied dat grenst aan de controlelijn. Tussen Torhout, Roeselare en Ieper zal Generaal-majoor Clément nu alle controleposten rechtstreeks aansturen, en niet meer afhankelijk zijn van de STZA. Om het nodige personeel te leveren, zal beroep gedaan worden op de staf van de Rijkswacht.
De afgezonderde militairen die zich nog bevinden in het gebied tussen Houtem, Diksmuide, Ieper en Kemmel zullen tot nader order overgebracht worden naar het 2HuT te Houtem, het 3HuT te Oosthoek of het 1HuT te Proven. De opvang van deze militairen wordt hiermee de verantwoordelijkheid van Generaal-majoor Vermandele, bevelhebber van de IIde Groepering Hulptroepen. Vermandele maakt zich meteen ongerust over de, volgens zijn schatting. ongeveer 20,000 afgezonderde militairen die zich in dit gebied ophouden en die hij niet zonder extra logistieke steun meent te kunnen inlijven bij zijn regimenten.
Om 19u30 vertrekt Generaal-majoor Clément uit Renige om een nieuwe commandopost te openen op de Hoeve Berghman in het gehucht Nieuwestede even ten zuiden van Woumen.
Generaal-majoor Clément werkt aan de implementatie van de nieuwe opvangstructuur. Kapitein-commandant Richard Dehouck, reserveofficier bij de Rijkswacht, is nu toegevoegd aan het commando van Clément. Hij zal de controleposten organiseren in twee groeperingen. De posten van Torhout, Lichtervelde, Gitsberg en Wijnendale-Roeselare zullen geleid worden van uit de hoofdpost te Lichtervelde en zullen hun afgezonderde militairen overbrengen naar Wingene. De posten van Zilverberg, Passendale, Nieuwemolen, Zonnebeke, Frezenberg, Potijze en Ieper zullen aangestuurd worden door de hoofdpost aan de overweg van Nieuwemolen en zullen hun afgezonderde militairen afleiden naar Staden. Tussen Ieper en Diksmuide organiseert de Rijkswacht ook mobiele patrouilles.
Het bevel over de drie nieuwe verzamelcentra wordt voorlopig in handen gegeven van Kapitein-commandant Désiré Van Hufflen (Staden), Luitenant Van De Putte (Wingene) en Luitenant Van Hauwaert (Stalhille).
Intussen wordt bevel 146/52 echter aangepast door Kolonel SBH Eyckmans ten gevolge van de Duitse doorbraak aan het zuidelijke Leie-front. Het cordon moet naar het westen verlegd worden en zal nu lopen op de lijn Oostende-Torhout-Kortemark-Langemark-Boezinge. Daarnaast zullen er ook geen drie verzamelcentra gebruikt worden te Staden, Wingene en Stalhille, maar wel vier centra te Leke, Stalhille, Ramskapelle en Gistel. Hierbij moeten te Gistel de afgezonderde militairen van niet-strijdende eenheden verzameld worden. Tenslotte moet Generaal-majoor Clément een detachement van 200 Rijkswachters afstaan aan Generaal-majoor Vermandele die de hulptroepen in Zuidwest Vlaanderen beveelt. Deze laatste blijft verantwoordelijk voor de opvang van alle afgezonderde militairen die ten zuiden van de IJzer en de Ieperlee tegengehouden worden.
Het verzamelcentrum te Leke zal bevolen worden door Kolonel Henri Antoine, ex-stafchef van de 3de Militaire Circonscriptie, en beschikt over een 60-tal Rijkswachters onder leiding van Adjudant Custinne. Het centrum te Gistel wordt geleid door Kapitein-commandant Désiré Van Hufflen met aanvulling van het Rijkswachtdetachement van Kapitein-commandant Luyckx. Van Hufflen was bij de start van de veldtocht werkzaam op het Provinciecommando Luik. Het centrum van Stalhille tenslotte wordt bevolen door Luitenant-kolonel Maurice Manchel, die op 25 mei ontzet werd uit zijn functie als regimentscommandant van het 37Li.
Om 19u30 verlaat Generaal-majoor Clément het gehucht Nieuwestede om zijn commandopost naar het noorden te verplaatsen. Hij vestigt zich in het landhuis Château Bourgogne even ten oosten van Eernegem.
De standplaatsen van Hergroeperingscentrum voor Afgezonderden van het Leger blijven ongewijzigd tot het eind van de veldtocht.
Daags na de Belgische capitulatie worden de verzamelcentra enigszins naar het binnenland verplaatst om de troepen weg te halen uit het strijdgebied van de Franse, Britse en Duitse legers. Dit gebeurt op bevel van het Duitse leger dat een lijst met gemeentes heeft opgesteld die door het Belgische leger geëvacueerd moeten worden. Het centrum van Stalhille vertrekt naar Snellegem; het centrum van Gistel naar het gehucht Gemeeneveld ten westen van Aartrijke; en het centrum van Leke naar Reiger nabij Ichtegem.
De bewapening zal niet meegenomen worden. Te Ramskapelle, Mannekensvere, Stalhille, Gistel, Leke en Waardamme bevinden zich nog wapens die van de GVCE overgekomen zijn. Deze zullen onder bewaking van een klein Rijkswachtdetachement ter plekke blijven en aan de bezetter worden overgegeven.
Generaal-majoor Clément vraagt aan de intendance te Brugge om voor de drie centra samen 1,000 voedselrantsoenen te leveren.
De gesneuvelden die gekend zijn, staan bij hun eenheid van oorsprong vermeld.
- Dossier 185-14-2295 Generale Staf, nota’s en briefwisseling betreffende het opvangen en verzamelen van geïsoleerde militairen, mei 1940., Moskou-archief, Documentatiecentrum Koninklijk Legermuseum, War Heritage Institute.