Reglementaire benaming | Directie van de Diensten van het Leger | Dir Di L Direction des Services de l’Armée | DSA |
|
Type | Logistieke Commando | |
Ontdubbeld van | n.v.t. | |
Onderdeel van | Groot Hoofdkwartier | |
Bevelhebber | Kolonel SBH Pierre Eyckmans | |
Standplaats | Brussel | |
Samenstelling | Staf | |
Directie voor aan- en afvoer bij het Leger (Luitenant-generaal Henri Verhavert) | ||
Directie van het Vervoer bij het Leger (Kolonel SBH Adhémar Michiels) | ||
Territoriale Dienst van de Legerzone (Luitenant-generaal Julien Mozin) |
Staf/DSA
In volle vredestijd waren de bevoorradings-, transport-, en geneeskundige diensten van het Belgisch Leger georganiseerd op territoriale basis onder directe controle van het Ministerie van Landsverdediging. De legerkorpsen, divisies en overige grote eenheden van het veldleger werden bediend door deze territoriale structuur maar hadden geen functionele bevoegdheid over de territoriale logistieke eenheden. Binnen de Generale Staf van het Leger, meestal aangeduid met de Franstalige benaming Etat-Major Général de l’Armée (EMGA), was de 4de Afdeling de schakel tussen de territoriale logistieke diensten enerzijds en de grote eenheden anderzijds.
Tijdens de mobilisatie wordt de EMGA omgevormd tot het Groot Hoofdkwartier (oftewel Grand Quartier Général – GHK). Deze transitie is voltooid op 10 januari 1940. Het GHK is beter aangepast om actieve operaties te leiden en vormt het oppercommando van het veldleger tijdens de tweede fase van de mobilisatie en de achttiendaagse veldtocht. Het veldleger bestaat uit alle gevechtseenheden, gevechtsondersteunende en logistieke eenheden die in de “legerzone” opereren. Het territoriale leger omvat alle organismen die vanuit “de achterwaartse zone” steun bieden aan het veldleger. Deze eenheden blijven nog onder bevel van de Minister van Landsverdediging.
De 4de Afdeling van de Generale Staf van het Leger wordt tijdens de mobilisatie omgevormd tot de Directie van de Diensten van het Leger (DSA). Dit gebeurde samen met de oprichting van de Directie voor Aan- en Afvoer bij het Leger (DREA), de Directie van het Vervoer bij het Leger (DTA) en de Territoriale Dienst van de Legerzone (STZA). De DSA vormt zo de tussenschakel tussen het GHK en de twee overige directies, die de transport- en bevoorradingseenheden van het legerniveau aansturen. Volgende maatregelen worden genomen:
- alle actieve en reservedivisies krijgen hun eigen eenheden (compagnie intendance, transportkorps en geneeskundig korps) voor logistieke en medische steun. Dit was geheel nieuw voor de divisiestaven die tot dan toe geen praktijkervaring hadden met het aansturen van dergelijke middelen.
- een reeks eenheden voor logistieke en medische steun worden opgericht binnen de legerkorpsen en ook op niveau leger.
- De territoriale diensten blijven onder het gezag van het Ministerie van Landsverdediging en worden verantwoordelijk voor de productie en ontvangst van alle goederen binnen de grote opslagplaatsen en voor het transport in de achterwaartse zone. De distributie naar het veldleger wordt een zaak voor het GHK.
Het in vredestijd bestaande distributiesysteem wordt vervangen door het systeem voorzien in de oorlogsplanning. Zo ontvangt bijvoorbeeld het Magazijnstation, behorende tot de Directie voor Aan- en Afvoer bij het Leger, diverse voorraden proviand van de militaire bakkerijen, beenhouwerijen en depots van de Territoriale Intendance. Deze voorraden worden vervolgens per spoor naar de legerkorpsen en divisies verdeeld via het principe van de DRT (Dagelijkse Ravitailleringtrein). Per divisie en per legerkorps wordt een treinstel gevormd en uitgestuurd naar een afgesproken bevoorradingsstation. Dit treinstel wordt dan opgewacht door het Autopeloton voor Ravitaillering van de bestemmeling dat de goederen levert aan zijn regimenten en bataljons. Hiervoor wordt het concept van de Eenheidsvrachtwagen gecreëerd: één camion vervoert alle goederen bestemd voor één eenheid als één gemengd cargo.
De mobilisatie van de ondersteunende logistieke eenheden op legerniveau (zoals bijvoorbeeld de Legerautogroepering) gebeurt slechts geleidelijk en de activering van het ganse apparaat is pas gepland bij afkondiging van Fase E van het mobilisatieplan, zijnde het moment van een vijandelijke aanval op ons land. De meeste eenheden binnen de directie bestaan uit meer dan 95% reservisten.

Kolonel Eyckmans, chef van de Diensten van het Leger.
Op de eerste oorlogsdag worden alle eenheden binnen de bijzonder grote structuur van de Directie van de Diensten van het Leger op volle sterkte gebracht. Dit gebeurt zowel door de mobilisatie van het nog ontbrekende personeel als door het opeisen van de in de slagorde voorziene voertuigen.
De directie start met het op volle toeren brengen van de planning van de bevoorrading van het leger. Omdat de distributie via het systeem van de Dagelijkse Ravitailleringstreinen en de tussenschakel van het Magazijnstation via een cyclus van telkens 24u verloopt, is het planningswerk van de directie geheel gesteund op kennisname van de exacte operaties die het veldleger zal uitvoeren en de precieze lokalisatie van de grote eenheden.
De Directie van de Diensten van het Leger rekent er op dat deze informatie in de loop van elke namiddag bevestigd wordt zodat de planning voor de komende nacht en ochtend kan gerealiseerd worden. Dit loopt reeds van bij de eerste oorlogsdag mis door drie factoren:
- De snelheid van de Duitse opmars maakt dat de operaties van het veldleger aan een sneller tempo aangepast worden.
- De situering van de bevoorradingsdepots rond Antwerpen en Gent maakt dat deze al heel snel op relatief korte afstand van het front komen te liggen. Hierdoor verliest de directie aan flexibiliteit, De transportafstanden- en tijden worden zo kort dat eens een ravitailleringstrein op weg gezet is er geen buffer meer bestaat bij de uitvoering.
- Het Groot Hoofdkwartier zal zich tevens genoodzaakt zien om de samenstelling van de diverse grote eenheden aan te passen aan de omstandigheden. Deze aanpassingen worden bovendien slecht of te laat meegedeeld aan de directie, zodat de logistieke keten vaak onjuiste voorraden levert.
De Directie van de Diensten van het Leger start de veldtocht te Brussel maar verhuist in het kielzog van het Groot Hoofdkwartier naar zijn oorlogsstandplaats in de Schans van Letterheide. De uitvoerende organen van de directie (Directie voor aan- en afvoer bij het Leger, Directie van het Vervoer bij het Leger en Territoriale Dienst van de Legerzone) blijven vooralsnog te Brussel.
Wanneer op de eerste oorlogsdag zowel de Britse als de Franse liaisonofficieren aankomen op het Groot Hoofdkwartier, is Kolonel Eyckmans verheugd dat zijn directie een verbindingsofficier van het Franse leger in directe steun krijgt. Eyckmans herziet echter al snel zijn mening wanneer hij verneemt dat de Fransen maar liefst vijf volle dagen plannen om het gros van het veldleger op de Dijle-linie te positioneren en er volgens hun planning twaalf tot dertien dagen nodig zijn om alle logistieke diensten voor de 1ste, 7de en 9de Legers te ontplooien.
Vooral het Franse 7de Leger dat door ons land oprukt om de verbinding tussen de Belgen en Nederlanders ten noorden van Antwerpen te realiseren, zal heel wat hinder veroorzaken binnen de Belgische logistieke keten.
De Duitse aanval op de bruggen van Veldwezelt, Vroenhoven en Kanne vraagt een dringende herbevoorrading van het Iste Legerkorps. De directie laat die treinstellen met munitie uitsturen naar de bevoorradingsplaats van het I/LK te Tienen. Deze treinstellen zullen verloren gaan.
Kolonel Eyckmans ontvangt de schriftelijke orders voor 11 mei rondom 17u00. Deze orders vormen een uitstekend voorbeeld van de uitdaging die de directie te wachten staat voor de rest van de veldtocht. In de nacht van 10 op 11 mei zal het Groot Hoofdkwartier de bevelen voor het veldleger blijven aanpassen in zijn poging om naar behoren te reageren op de inval en de orders voor de Directie van de Diensten van het Leger zullen al snel haaks staan op wat er daadwerkelijk op het terrein gebeurt.
De beslissing van het Groot Hoofdkwartier om het oostelijke deel van de Dekkingsstelling langsheen het Albertkanaal op te geven en de Versterkte Positie Luik te evacueren heeft als direct gevolg dat de Directie van de Diensten van het Leger alle steunelementen moet verplaatsen die zich langsheen de K.W. Stelling of oostwaarts van deze lijn bevinden. Kolonel Eyckmans bepaalt dat al deze diensten ten westen van de Schelde dienen opgesteld te worden.
Dit vereist een reusachtige verhuisoperatie van de Intendance, de Koninklijke Kanongieterij en de Staatwapenfabriek te Luik, het legerdepot van Sint-Truiden, het munitedepot van Meerdaal, de munitietreinen van de fabrieken uit Luik die te Landen gerangeerd staan en de talrijke eenheden van de Intendance uit Antwerpen.
Duitse luchtaanvallen op onder meer de stations van Leuven, Gent Sint-Pieters, Aalst, Boom, Bergen slagen het treinverkeer uit het lood en maken de aan- en afvoer erg lastig. Daarenboven heeft een luchtaanval op de spoorwegbrug van Temse dit belangrijke overgangspunt over de Schelde onbruikbaar gemaakt. Ook nemen de talrijke transporten per spoor door het Franse 7de Leger een belangrijk deel van de transportcapaciteit van ons spoornet op.
De derde oorlogsdag wordt de eerste dag waarop de bevoorrading van het veldleger via het spoornetwerk ernstig in het gedrang komt. Het veldleger is in volle beweging en de precieze posities van vele divisies zijn niet gekend. Daarnaast maken de aanhoudende Duitse luchtaanvallen elk transport bijzonder lastig. De legerleiding besluit om de diensten van het leger te evacueren naar Frankrijk.
De uitvoering van dit plan wordt bijzonder moeilijk door de chaos op het spoornetwerk en de verwarring aan de Belgisch-Franse grens. Vooreerst bevinden zich nu in het westen van het land maar liefst 60.000 goederenwagons en 3.000 locomotieven die samen het vlotte verkeer ernstig bemoeilijken. Bovendien laten de Franse autoriteiten de Belgische treinstellen helemaal niet of slechts met mondjesmaat toe. Aan sommige grensovergangen staan al snel tot 20 treinen te wachten om de grens over te steken.
Desondanks de lastige start van de evacuatie naar Frankrijk, slaagt de directie er in om in eigen land alle Dagelijkse Ravitailleringtreinen ter plekke te laten aankomen. Vaak wordt hierbij gebruikt gemaakt van secundaire spoorverbindingen.
Het IIIde Legerkorps (III/LK) is nu in volle aftocht naar het westen en is onderweg over Namen en Charleroi. Het VIIde Legerkorps dat de Versterkte Positie Namen verdedigt, heeft dringend brood nodig na de luchtaanval op de militaire bakkerij. Ook zitten enkele treinstellen met zieken en gewonden vast te Rhisnes. Kolonel Eyckmans besluit om bevoorrading onderweg te voorzien door het positioneren van treinstellen te Floreffe, Auvelais, Florenne en Fleurus. Hij stuurt ook treinstellen naar Nijvel, s’ Gravenbraken en Edingen voor de volgende fase van de tocht naar Vlaanderen van het IIIde Legerkorps.
Aan het eind van de dag maakt de Directie van de Diensten van het Leger een meer positieve balans op. De legerleiding is optimistisch over de terugtocht en ontplooiing op de K.W. Stelling en de algemene verwachting is dat de oorlog een statische fase tegemoet gaat waarbij de bevoorrading een stuk makkelijker zal verlopen.
Kolonel Eyckmans besluit om zes pelotons vrachtwagens van de Legerautogroepering in te zetten om een mobiel magazijn aan levensmiddelen te vormen. Met deze maatregel hoopt hij enerzijds te ontsnappen aan de gevolgen van de aanhoudende Duitse luchtaanvallen op het spoorwegnetwerk en wil hij anderzijds een oplossing bieden voor de wanorde op het spoor rond Gent.

Petroleum-Zuid was een grote industriële site ten zuiden van de binnenstad van Antwerpen, tussen het Zuid en Hoboken. De site werd in de eerste jaren van de 20ste eeuw ingericht als terrein voor de toen zeer bloeiende petroleumindustrie.
De Directie van de Diensten van het Leger stelt vast dat de ontruiming van de intendance te Antwerpen veel te traag verloopt en wil het tempo opdrijven. Ook hier weer wordt de Legerautogroepering aangesproken om bijkomende vrachtwagens te leveren. Bovendien wil Kolonel Eyckmans zo snel mogelijk werk maken van de evacuatie van de brand- en smeerstoffen die zich op de Petroleum-Zuid site te Kiel bevinden. Met behulp van opgeëiste tankwagens, binnenschepen en spoorwagons zal getracht worden om zoveel mogelijk petroleumproducten af te voeren naar Oostende en Zeebrugge. Daarnaast neemt de Franse verbindingsofficier bij de directie contact op met de staf van het Franse 7de Leger met het verzoek om zoveel mogelijk bij te tanken op de depots van Petroleum-Zuid.
Te Leuven bevindt zich nog zo’n 700.000 liter brandstof die overgemaakt wordt aan de British Expeditionary Force.
De mobiele opslagplaats van de Genie op de spoorbundel van Muizen wordt op weg gezet naar het westen. De klein kaliber munitie die opgeslagen ligt in Fort 5 en Fort 7 te Antwerpen wordt in het station Antwerpen-Zuid op treintransport gezet naar de munitiedepots van Eeklo en Houthulst. Het munitiedepot op binnenschepen op het Kanaal Gent-Terneuzen wordt geëvacueerd naar Oudenburg nabij Oostende. Het Magazijnstation blijft vooralsnog werken van uit Gent-Zeehaven maar richt een tweede echelon op te Roeselare.
Kolonel Eyckmans is er zich geheel van bewust dat zijn manoeuvreerruimte in Vlaanderen veel te beperkt is en de afstand tussen het front en het achtergebied te klein wordt. Een effectieve bevoorrading organiseren naar de K.W. Stelling zal volgens Eyckmans nog net lukken, maar de vrees bestaat dat er te weinig tijd zal zijn om alle diensten opnieuw te verplaatsen bij een volgend evacuatiebevel.
Ondanks de klaarblijkelijke stabilisatie van het front op de K.W. Stelling, staat Directie van de Diensten van het Leger voor een grote uitdaging bij de uitvoering van strategische transporten over de weg. De K.W. Stelling is verbonden met de stad Gent via drie grote verkeersassen: Antwerpen via Sint-Niklaas en Lokeren, Mechelen via Willebroek en Dendermonde en tenslotte Leuven via Vilvoorde en Aalst. De eerste route wordt gebruikt door het Franse 7de Leger. De laatste route wordt deels gedeeld met de Britse troepen. De overblijvende capaciteit zal in de komende dagen ontoereikend blijken.
Tijdens de nacht van 13 op 14 mei bereiken de Duitse troepen de Maas ten zuiden van Namen en te Sedan. Op beide locaties zal op 14 mei een doorbraak gerealiseerd worden. In het noorden wordt het Franse 7de Leger ontbonden en worden alle divisies teruggetrokken naar het zuidwesten, dwars door de Belgische legerzone. De Franse verbindingsmissie bij het Groot Hoofdkwartier wordt erg nerveus en eist een absolute prioriteit op ons verkeersnet. Na heel wat discussie krijgen de Fransen het gebruik van de spoorlijn van Antwerpen over Gent naar Kortrijk.
Kolonel Eyckmans stelt zich in verbinding met de directie van de NMBS en neemt drie maatregelen om de controle over het spoornet te vergroten:
- Alle ploegen van machinisten en stokers krijgen een tweede ploeg van het Regiment Spoorwegtroepen aan boord van hun locomotieven.
- Alle civiele verkeer wordt opgeschort, inclusief evacuaties van burgers en ambtenaren.
- Geen enkel lid van het Speciaal Korps der Spoorwegen, Telegraaf en Telefoon mag nog geëvacueerd worden en al het gemilitariseerde spoorpersoneel dient op zijn gewone werkplek te blijven.
Deze maatregelen leiden tot een beperkte verbetering van de doorstroming van het treinverkeer.
Op 16 mei valt de beslissing om de geallieerde legers terug te trekken naar het westen. Voor het Belgische Leger betekent dit dat de K.W. Stelling tijdens de nacht van 16 op 17 mei zal verlaten worden. De Versterkte Positie Antwerpen zal dan opgegeven worden tijdens de nacht van 17 op 18 mei. Tegen 19 mei moet het Belgische leger ontplooid zijn op een nieuwe linie van Terneuzen over het Bruggenhoofd Gent tot Oudenaarde.
De Directie van de Diensten van het Leger komt hiermee voor het dilemma te staan dat de volledige logistieke keten binnen de operatiezone van het veldleger komt te liggen. De veiligheid van de eenheden die normaal binnen het achtergebied opereren, komt hierbij in het gedrang. Bovendien wordt de bevoorrading per spoor onmogelijk. Hiermee komt het normale bevoorradingssysteem geheel op losse schroeven te staan. De Legerautogroepering beschikt helemaal niet over voldoende middelen om op wegtransport over te schakelen. Aan de korpsen en divisies zal gevraagd worden om hun vrachtwagens zelf uit te sturen tot aan de depots voor levensmiddelen, brandstoffen en munitie. Dit zal de chaos op de wegen alleen maar vergroten.
Er wachten de directie enkele dringende taken:
- De evacuatie van de voorraden uit het binnenland maakt dat het stockbeheer achterop loopt. Er is geen accuraat overzicht over de welke voorraden waar aanwezig zijn.
- De legerleiding moet overleggen met de Franse autoriteiten voor het uitbouwen van een bevoorradingsbasis op het grondgebied van onze zuiderburen. Voorlopig zijn de diverse voorraden als volgt gegroepeerd:
- De stocks van het Groot Legerpark zijn geconcentreerd rond Brugge en Jabbeke.
- Het Geniepark is samengebracht te Adinkerke.
- Graan, bloem, brand- en smeerstoffen en levensmiddelen die koude bewaring vereisen, zijn gegroepeerd te Oostende en Zeebrugge
- Het depot op binnenschepen ligt te Oudenburg.
In samenspraak met de Britten en Fransen wordt de “Commission des 3 Ports” opgericht om onder meer de verplaatsing van de Belgische bevoorradingsbasis naar Noord-Frankrijk te beslechten. Hierbij wordt de haven van Boulogne aan het Belgische leger toegewezen. De Britten krijgen Calais en de Fransen Duinkerke. De Belgische legerleiding vraagt eveneens om van Bourbourg en Gravelines gebruik te kunnen maken.
Kolonel Eyckmans weet maar al te goed dat de enige mogelijk om de voorraden zo snel mogelijk te verplaatsen in het transport per spoor bestaat. Op Belgisch grondgebied liggen talrijke binnenschepen te wachten, maar vele van deze vaartuigen zijn groter dan de maximale tonnenmaat van 180T van de waterwegen over de grens en kunnen dan ook niet verder varen. Het transport via de baan is uitgesloten door een gebrek aan middelen.
Het Regiment Spoorwegtroepen krijgt het bevel om onmiddellijk te starten om de oude grenslijn tussen Adinkerke en Rosendaël nabij Duinkerke van enkelspoor op dubbelspoor te brengen. Tevens wordt gevraagd om de laad- en loskade te Fintele op de Ijzer opnieuw aan te sluiten op de oude militaire spoorlijn tussen Adinkerke en Roesbrugge.
Op de dag dat het veldleger klaar staat op de lijn Terneuzen-Gent-Oudenaarde krijgt de legerleiding eindelijk te toestemming van de Franse overheden om te starten met de overbrenging van de bevoorradingsbasis naar Frans-Vlaanderen. Deze beslissing komt veel te laat om nog van enig nut te zijn:
- Het Magazijnstation en het Reservewielvoertuigenpark krijgen Bourbourg toegewezen.
- Het Groot Legerpark en het Geniepark zullen naar Gravelines vertrekken.
- Het Magazijn voor Brand- en Smeerstoffen wordt doorgestuurd naar de kanalen rond Calais.
- Het Park op Rails blijft te Adinkerke.
Het installatiepersoneel van deze eenheden vertrekt tijdens de avond van 19 mei.
Om 09u00 raakt bekend dat een Duits radiobericht in klare taal werd onderschept dat de inname van de Atlantische kuststad Abbeville bevestigd. Luitenant-kolonel Davy van de Britse verbindingsmissie bij het GHK bevestigt enkele uren later het bericht. Het project om de bevoorradingsbasis over te brengen naar Frans-Vlaanderen heeft geen enkele zin meer. Het installatiepersoneel wordt teruggeroepen. Later op de dag beslissen de geallieerde legers opnieuw naar het westen terug te trekken.
Rond 08u00 besluit Koning Leopold dat de nieuwe verdedigingslinie van het Belgische leger op het Afleidingskanaal van de Leie en de Leie zal komen te liggen. Voor de Directie van de Diensten van het Leger betekent dit een verdere concentratie van de bevoorradingsketen in een nog kleiner deel van het land. Het grootste verlies wordt het munitiedepot van Eeklo. Het Groot Hoofdkwatier bepaalt dat het front ten zuiden van Gent tijdens de nacht van 22 op 23 mei zal teruggetrokken worden, terwijl de stad Gent en het Kanaal Gent-Terneuzen bezet zal blijven tot de nacht van 23 op 24 mei. Deze extra dag moet toelaten om het depot van Eeklo te ontruimen.
Elke poging tot bevoorrading met levensmiddelen wordt stopgezet. De directie kan geen transporten meer organiseren. Aan de eenheden wordt gevraagd om zelf het nodige trachten af te halen, of om zich ter plekke op geïmproviseerde wijze te behelpen. Binnen de logistieke keten blijven nog slechts voor twee dagen aan noodrantsoenen over. De broodproductie is beperkt tot ongeveer 120.000 rantsoenen per 24hr voor de ongeveer 300.000 Belgische militairen die zich in het westen van het land bevinden. Het Magazijnstation meldt incidenten van plunderingen waaraan de provoostdienst geen antwoord kan bieden.
De Directie van de Diensten van het Leger besluit om de distributie van artilleriemunitie niet langer van bovenaf te organiseren via een systeem van bestellingen en leveringen. De Autopelotons voor Artilleriemunitie van de legerkorpsen en divisies zullen zich gewoon kunnen aandienen op de munitiedepots en zullen geholpen worden zolang de voorraad strekt.
De depots voor brandstoffen en smeerstoffen te Oostende, Veurne en Diksmuide worden alle gesloten en zullen niet langer leveren.
De Duitse luchtaanval op de driehoek Torhout-Kortemark-Lichtervelde maakt dat het spoorwegnetwerk definitief verlamd wordt
Geen gesneuvelden gekend.